Christelijke opvoeding

J.C. Bette

In de Bijbel vinden we veel wijze levenslessen. Wanneer de bijbelschrijvers onderricht geven voor het dagelijkse leven, dan komen die praktijklessen steeds voort uit van God ontvangen beginselen. De christelijke levenspraktijk is gebaseerd op de door God gegeven Thora, de onderwijzingen van de HERE.

Van de nieuwtestamentische schrijver Paulus nemen we aan dat hij niet getrouwd was en geen natuurlijke kinderen bezat. Toch vinden we nergens in de Bijbel zulke diepe levenslessen over huwelijk en gezin als juist bij deze alleengaande apostel. Paulus leerde de Schepper van het leven persoonlijk kennen. Uit die relatie kreeg zijn kennis van Gods geboden nieuw leven ingeblazen. Het is opmerkelijk dat de Heilige Geest juist een ongehuwde heeft willen gebruiken om Gods gedachten door te geven over de intermenselijke relaties, onder andere die binnen huwelijk en gezin.

Hoger onderwijs

Misschien steigert iemand van binnen als hij of zij leest wat de Bijbel te zeggen heeft over de verhouding tussen mannen en vrouwen, ouders en kinderen. Dan wil ik wijzen op de basis voor een christelijk (gezins)leven, dat is: gehoorzaamheid aan Christus. Telkens wanneer er een opdracht voor het gezinsleven gegeven wordt, ligt het argument in het voorbeeld van de Here Jezus. We lezen dan woorden als: ‘evenals Christus…’, ‘zoals Christus…’ en ‘met het oog op Christus’. De motivatie waaruit de gelovige iets doet of nalaat is heel principieel. Hier is sprake van de hoogste standaard, een zo hoge eis, dat wij daar in eigen kracht niet eens aan kunnen voldoen. Deze hoge maatstaf roept op tot overgave aan de Here Jezus. Wanneer christen-ouders hun kinderen trachten op te voeden naar de wil van God, kan dat niet anders dan vanuit de vervulling met de Heilige Geest. Hoeveel pedagogische kennis ze ook bezitten, zonder de Geest zal het niet gaan! Overigens geldt dit ook voor kinderen. Wanneer kinderen en jonge mensen door de Bijbel worden opgeroepen om hun ouders te gehoorzamen, staat er steeds bij ‘in de Here’. Dat wil zeggen ‘in de kracht van de Heer’ en ‘naar Zijn wil’. Zo bezien is ongehoorzaamheid aan ouders een uiting van opstand tegen God (vgl. Rom. 1:28-32; 2Tim. 3:4).

De Bijbel waarschuwt dat er een tijd komt, waarin alle fundamenten zullen wankelen. De mensen zullen Gods beginselen en principes niet meer belangrijk vinden, maar hun eigen gedachten volgen. Een van de opvallende kenmerken van het loslaten van de levende God zal zijn dat de kinderen hun ouders ongehoorzaam zijn. Leven wij in die tijd? Gezin en gezag staan onder druk of hebben voor velen als ouderwets afgedaan. Toch krijgen juist nu christelijke gezinnen een unieke gelegenheid om van Gods liefde te getuigen door in positieve zin anders te zijn. Er kan een krachtig getuigenis van een christelijk gezin uitgaan, door de liefdevolle verhouding die er is tussen ouders en kinderen. Waar liefde woont gebiedt de Heer immers Zijn zegen! Ons gezinsleven mag een middel zijn in Gods hand om mensen tot de kennis van de Here Jezus te brengen. Met alle falen en fouten ziet men toch in het christelijke gezin Gods plan met de samenleving in het klein in werking. Althans, zo behoort het te zijn! Verdrietig genoeg geldt ook het omgekeerde: hoeveel fijne jonge mensen zijn niet afgeknapt op de schijn- en onheiligheid in hun ouderlijk huis? Zelfs de mooiste appel stinkt als hij gaat rotten. Een christelijk gezin is dan ook niet een gezin dat bestaat uit mensen die zich christen noemen, maar het is een gezin waar mensen door Gods liefde en kracht leven naar Zijn geboden.

Het vijfde gebod

Om Gods bedoeling met het gezinsleven te begrijpen, zullen we moeten nadenken over het gebod dat de HERE daarover aan zijn volk Israël gaf. We lezen in het OT dat de Schepper van het leven richtlijnen geeft (Ex. 20:1-17). Hij maakt de mens zijn leefregels bekend om te komen tot een verantwoord en vreugdevol samenleven in kleine en grotere verbanden. Een van die beginselen gaat over de meest voorkomende vorm van samenleven, die tussen ouders en kinderen. Het zijn de woorden: ‘Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HERE, uw God, u geven zal’ (Ex. 20:12, vgl. Deut. 5:16). Deze leefregel is een gebod van God. Zoals de waarde van een brief afhangt van wie hem ondertekende, zo staat of valt het gebod met het gezag waardoor het gedragen wordt.

De ‘Tien Woorden’ voor verantwoord menselijk leven beginnen met de verklaring van wie ze afkomstig zijn: ‘Ik ben de HERE, uw God…’, en Hij motiveert zijn recht van spreken tot het volk Israël met: ‘…die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb’ (20:1). Het gaat in deze woorden dus om een persoonlijke betrokkenheid, om een gesprek, een verbond tussen Schepper en schepsel. Het is geen algemeen bevel of een onpersoonlijke wet, maar een persoonlijk gericht woord dat om antwoord vraagt. God vraagt dat antwoord van alle mensen. In het NT blijkt dat deze heilige ordening niet als ouderwets kan worden afgedaan, maar veel eerder wordt geïntensiveerd door de komst van Jezus Christus (Mat. 5). Er bestaat voor het menselijk leven een vaste orde, er zijn grenzen. Deze ordening van God is voor ons een eis, een gebod. Deze grenzen moeten wij eerbiedigen. Wij worden voor de keuze gesteld en moeten beslissen. Wij kunnen Gods wil aanvaarden of die verwerpen. Zowel het een als het ander heeft zijn consequenties.

De eerste principes uit Gods blauwdruk voor het leven gaan over de liefde tot de Here. Het vijfde gebod vormt de overgang en begint met de liefde tot de naaste. De meest naaste betrekking van een mens is die tot zijn vader en moeder. Aan hen dankt hij zijn bestaan. Als mijn ouders er niet waren, zou ik er ook niet zijn geweest. Het is opmerkelijk dat in tegenstelling tot de dieren, de mens vele jaren nodig heeft om lichamelijk en geestelijk zelfstandig te worden. In dit opzicht blijft een kind lang afhankelijk van zijn ouders. Opvallend is ook dat dit gebod niet spreekt van ouders, maar van vader en moeder. Er is onderscheid in personen, maar gelijkstelling in recht op eerbied. Ook al staat een moeder in vele opzichten vaak dichter bij het kind, zij heeft net zo goed recht op respect.

In deze verhouding wordt het gezinsleven bepaald. Het is de duurzame band tussen ouders en kinderen, waar zowel vader als moeder alsook de kinderen hun eigen plaats innemen. Aan het kind wordt opgedragen zijn vader en moeder te eren. Dit houdt in dat aan een kind al vroeg moet worden overgedragen dat eerbied en respect voor zijn ouders naar de wil van God zijn. Het kind komt dan tot het besef dat er een betrekking van liefde was tussen twee mensen, die bestond voordat hij bestond en die onafhankelijk van zijn wil is gelegd en beleefd. De oprechte liefde tussen een man en een vrouw is, wanneer die hen tot vader en moeder maakt, een basis voor het respect van het kind. Eerbied voor onze ouders is de basis voor verantwoordelijkheidsbesef voor hen die na ons komen. Vandaar dat aan dit vijfde gebod een belofte verbonden is, dat wie zijn of haar ouders eert, zoals Paulus dat aanhaalt: ‘lang zal leven op de aarde’ (Ef. 6:3). Hieruit blijkt dat ouderliefde iets heel natuurlijks is en van grote waarde voor de voortgang van het menselijk leven. Het zijn in het algemeen onze voorouders, het voorgeslacht, de natuurlijke en de geestelijke traditie, waarvan wij de draad doorspinnen. Niet zonder kritiek of blindelings. Elk mens is een uniek schepsel met eigen kansen en mogelijkheden, met een eigen roeping en verantwoordelijkheid.

Wanneer de opdracht om eerbied te hebben voor de ouders in botsing komt met de gehoorzaamheid aan God, gaat de volgorde van de geboden spreken. De eerbied voor God zal de eerbied voor de ouders echter niet schaden. Zij zijn het immers door wie God ons het bestaan gaf en door wie Hij ons wilde brengen tot wie we zijn. Ouders zijn bij de opvoeding in de eerste plaats verantwoording verschuldigd aan de Schepper van het leven. Ook van hen vraagt God antwoord als reactie op zijn liefdegeboden. Kinderen worden door dezelfde Schepper opgeroepen hun vader en moeder te eren. Dat is Gods recht!

Onderlinge verhoudingen

De vijfde leefregel uit de wet wordt door de apostel Paulus in een prachtige vorm in een van zijn brieven weergegeven: ‘Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam [in de Here], want dat is recht’ (Ef. 6:1). Deze opdracht vormt een onderdeel van het brede onderwijs over het huwelijks- en gezinsleven, zoals de apostel dat in zijn brieven aan de gelovigen van de christelijke gemeente schreef. Hij richt zich daarin steeds tot andere groepen: eerst tot de gelovigen in het algemeen (Ef. 5:1-21), dan tot de gehuwde vrouwen (vs. 22-24) en mannen (vs. 25-33) onder zijn lezers. Zo komen ook de kinderen (6:1-3) en de vaders (vs. 4) aan bod.

In deze wijze lessen voor het gezinsleven bouwt het onderwijs voort op wat eerder gezegd was over liefde en respect tussen gelovigen onderling: ‘weest elkander onderdanig in de vreze van Christus’ (5:21).

De sleutel tot deze nieuwe manier van omgaan met elkaar is gelegen in Paulus’ oproep: ‘Wordt vervuld met de Geest’ (5:18). Het ging hem erom het verschil te laten zien tussen de nieuwe levenswijze en het heidense leven dat de gelovigen geleefd hadden voor hun bekering. Het gaat om de toepassing van de bijbelse waarheid en leer, in elk opzicht en in elke relatie!

In de Here

Het gebod van onderlinge liefde en respect heeft diepgaande gevolgen voor de relatie tussen ouders en kinderen. Wanneer de apostel de kinderen aanspreekt om hun ouders gehoorzaam te zijn, geeft hij een kwalificatie en een argument mee. Allereerst zullen de kinderen hun ouders gehoorzamen ‘in de Here’, dat wil zeggen, zoals de Heer dat wil. Het is duidelijk dat het hier gaat om de grotere kinderen, die al deelnamen aan de gemeentesamenkomsten en zo de brief van de apostel konden horen voorlezen. Zij worden hier persoonlijk aangesproken! Ze waren nog niet volwassen, in die zin dat ze nog tucht en terechtwijzing van hun vader nodig hadden (vs. 4). Wat voor hen geldt is natuurlijk ook beginsel voor de jongeren!

Dit geeft tevens aan dat Paulus bij deze richtlijnen het christelijk gezin op het oog heeft. De ouders zullen zich bij de opvoeding ook aan het ‘in de Here’ moeten houden. Het hele gezinsleven van gelovigen dient onder dit predikaat te staan, dat het naar de wil van God wordt geleefd. De ouders zullen hun kinderen dan geen dingen vragen die in strijd zijn met Gods principes. De gehoorzaamheid van de kinderen is dan ook ‘recht’, dat wil zeggen billijk.

Is het de natuurlijke orde van de dingen dat kinderen hun ouders gehoorzamen, dan is dat zeker zo voor hen die Christus hebben leren kennen! Paulus sluit aan bij dat wat voor zichzelf spreekt. Ongehoorzaamheid aan de ouders werd ook door veel ongelovigen als een groot kwaad ervaren en beschouwd als een teken van verwording (vgl. Rom. 1:30; 2Tim. 3:2).

Wat is gehoorzamen?

Wanneer we spreken over gehoorzaamheid, hebben we het over een gebod; gehoorzamen is ‘gehoor geven aan’; er is een opdracht waarnaar we moeten luisteren en erop reageren. Die opdracht behoeft niet een bevel te zijn dat met barse stem wordt toegeschreeuwd, om gehoorzaamd te worden. Je kunt ook toegesproken worden door een stem die liefdevol aangeeft wat je hebt te doen. Dat gehoor geven hangt samen met het feit, dat ik het gezag van dat woord erken. Eigenlijk gaat het erom of ik het gezag van de persoon die tot me spreekt erken. Van een kind van God mag verwacht worden dat het Gods gezag als vaderlijke zorg erkent.

Gezag en gehoorzaamheid zijn relationele begrippen, die nogal eens in verband worden gebracht met slaag en slaafsheid. Vaak komt dit voort uit een volkomen gedevalueerd begrip van waar het bij gezag om gaat. We moeten om tot een juist begrip te komen, dan ook niet in de menselijke verhoudingen zoeken, maar de Here God laten bepalen wat zijn woorden betekenen. Dan blijkt dat gezag niets heeft uit te staan met onderdrukking, gehoorzaamheid niets met angst. Die karikaturen groeien juist daar, waar het echte gezag nooit werd beleefd. Het karakter van het gebod van God is liefde, die uit de relatie het recht tot gehoorzaamheid ontleent. Het gebod is dus steeds verbonden met het recht dat Hij die het gebod geeft op gehoorzaamheid kan doen gelden.

Nu kan iemand vragen: moet een kind zijn ouders gehoorzamen omdat het nu eenmaal zijn ouders zijn óf omdat de opdracht die ze geven goed is? En daaraan verbonden wordt dan de vraag gesteld: als die ouders nu iets vragen dat niet goed is, mag een kind dan gehoorzaamheid weigeren? Wanneer we over de praktijk van de opvoeding spreken, kunnen we de problemen en de ontaardingen van het leven niet negeren. Toch zullen we als uitgangspunt voor het kenmerkende van gezag en gehoorzaamheid niet moeten putten uit het dagelijkse leven met al zijn afwijkingen, maar uit het beeld dat de Here God ons erover geeft in zijn Woord. Juist christenen kennen de afstand tussen ideaal en werkelijkheid. Maar het zijn ook zij, die weet hebben van de relatie met een hemelse Vader. Het is God, die door zijn opofferende liefde het gezag heeft over ons leven. Liefde en gehoorzaamheid liggen dan in elkaars verlengde. Liefde is de vervulling van de wet. Het Evangelie heft de wet niet op, maar leert zien dat de geboden een uitdrukking zijn van de liefde-wil van de Vader in de hemelen. Gehoorzaamheid is zo een reactie op de liefde van de Vader, van wie we weten dat Hij het allerbeste met ons voor heeft. Voortdurend zal de gehoorzaamheid uit de relatie gevoed moeten worden.

Eer uw vader en uw moeder

Het argument van de apostel Paulus om tot gehoorzaamheid op te roepen, ligt niet alleen in de natuurlijke gang van zaken, in de zin van: het hoort nu eenmaal zo. Hij billijkt de gehoorzaamheid van kinderen aan hun ouders met een duidelijk beroep op de wet van God (vs. 2). Het is rechtvaardig in de ogen van God en een gebod van de eerste orde om je ouders te eren. Dit ‘eren’ wordt hier vooral opgevat als ‘ze het gewicht geven dat ze van God gekregen hebben’. Ze zijn door God boven de kinderen gesteld. Eren betekent dat kinderen het goede en opbouwende onderricht van hun ouders ter harte nemen. Het heeft alles te maken met luisteren en gehoorzamen. Van de kant van de jongeren wordt gevraagd: wees bereid om je ouders serieus te nemen. Want God heeft geschiedenis met ze (gehad). Zij hebben hun ervaringen, soms bemoedigend, soms beschamend, maar altijd leerzaam. Ga daar niet aan voorbij. Denk niet dat de wereld bij jou begint!

Uit andere bijbelgedeelten blijkt dat het eren ook van toepassing is op het ondersteunen van de ouders wanneer zij behoeftig zijn geworden. De praktijk van dit eren zal worden ondersteund door de innerlijke houding van respect en hoogachting, zoals die bij de (oudere) kinderen groeit. Christelijke jongelui zullen met respect over hun ouders spreken en zo ook met hen omgaan.

Respecteren is de plaats geven die hun toekomt. Hier is het element van wederkerigheid (5:21) aanwezig: de ouders moeten ook achtens- en erenswaardig zijn. Achting groeit en kan niet worden afgedwongen! Naar de kant van de ouders geldt dat zij bereid moeten zijn ook zelf te luisteren en te leren. In relatie met God en de kinderen. Dan pas heb je werkelijk iets te zeggen! Ouders zullen voorgaan in de eenheid van leer en leven. Zoals er in het vijfde gebod een plicht rust op de kinderen, zo rust er een verantwoordelijkheid op de schouders van ouders! Ere wie ere toekomt (vgl. Rom. 13:7)!

Niet irriteren, maar inspireren

Dat ouders zich bij het opvoeden moeten realiseren dat ook zij rekenschap hebben af te leggen, blijkt daaruit, dat direct na de oproep aan de kinderen, die aan het adres van de vaders komt: ‘En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren’ (6:4). In zijn brief aan de Kolossenzen schrijft Paulus het met deze woorden: ‘Vaders, prikkelt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden’ (3:21).

Het is een bijbels beginsel dat de man als ‘hoofd’ van het gezin wordt gezien en dus wordt aangesproken. Hij is de eerstverantwoordelijke. De vader vertegenwoordigt zijn vrouw en kinderen (als die er zijn). Hij is het hoofd van zijn vrouw (5:23) en wordt opgeroepen het voorbeeld van Jezus Christus te volgen in diens liefderijk verzorgen en de opofferende liefde voor het huisgezin van God, de gemeente. De vader is aanspreekbaar en wordt positief vermaand om het gezag over zijn kinderen niet zodanig uit te oefenen dat het onnodig verzet oproept. Een vader verbittert zijn kind wanneer hij van zijn gezag misbruik maakt.

Uit gesprekken met jongeren blijkt dat sommige vaders meer autoritair zijn dan dat ze autoriteit bezitten; ze lijken meer op een tiran dan op een liefhebbende vader. De woorden ‘verbitteren’ en ‘prikkelen’ hebben een negatieve lading. Het gaat om een voortdurend opporren, vitten en irriteren, dat de kinderen tot woede brengt. Zulk voortdurend dominerend gedrag bewerkt dat de kinderen moedeloos worden, ontmoedigd. Het is toch nooit goed. Er is nooit rust. De voortdurende prikkels van een dominante vader (of moeder) gaan het gevoelsleven van het kind beheersen. Met geweld worden ideeën of meningen opgedrongen, waardoor vooral jonge kinderen zich al gauw onder druk en spanning voelen. Dat kan leiden tot emotionele explosies, in de vorm van knallende ruzies of van een implosie, in de vorm van een in elkaar gedoken, ongezond gedwee kind. Dominant ouderschap kan tot gevolg hebben dat een kind bij het ouder worden te weinig eigen persoonlijkheid heeft ontwikkeld. Dit leidt tot onharmonisch gedrag en soms zelfs tot een zekere gespletenheid.

Voor zulke ernstige schade aan de ziel van onze kinderen waarschuwt God de ouders in zijn Woord. Het is zeker goed als een opgroeiend kind eens tegen de duidelijke mening van vader of moeder oploopt. Opvoeding heeft een duidelijk sturende component. Het is echter voor een kind heel wat gemakkelijker een liefdevolle, begripvolle vader te gehoorzamen, dan één die schade aan je ziel of lichaam heeft aangebracht! Slappe vaders zijn een ramp voor hun gezin (Eli), maar keihard ouderschap brengt kinderen tot wanhoop, opstand en bitterheid. Bitterheid is een innerlijke gesteldheid, die kan ontstaan als mensen vaak pijnlijk worden gegriefd. Ze gaan dan als reactie een diepe wrok en haat in zich omdragen. Bitterheid verspreidt bitterheid (een oproep aan verbitterden lezen we in Heb. 3:7-19; een troostwoord voor hen in Ps. 73:21 vv.).

Daarom moet een vader of moeder niet in drift of woede straffen. Als drift gewoonte wordt, voed je kinderen op tot angstige zenuwpezen en stiekeme achterbakse leugenaars. Als het toch eens nodig is, zal een vader met mildheid straffen, met een traan in zijn oog en een gebed in zijn hart. De tijd die genomen wordt voor de straf zal minstens benut worden om het verdrietige of opstandige kind in liefde te troosten en te helpen zichzelf en zijn plaats te hervinden. Dit is de liefdevolle, maar moeilijke weg van oprecht, vaderschap. Er gaat een grote opvoedende kracht van uit, wanneer de liefde als drijvende kracht ervaren wordt. Een vader moet leren kind te zijn met de kinderen en zich in hun situatie willen verplaatsen. Slechts zelden moet een vader dreigen! Als hij dat regelmatig doet, nemen de andere gezinsleden dat gemakkelijk over en ontstaat er een dreigende sfeer in huis.

De vermaning aan vaders om hun kinderen niet te irriteren is tegelijk een oproep aan hen om de kinderen te inspireren. Door te leven uit een vriendelijke houding moet je proberen je kind te winnen en te leiden.

Bronnenonderzoek

Dit wil natuurlijk zeggen dat ouders zich bij het opvoeden voortdurend zelf laten inspireren door de Heer. Dat vraagt nogal wat! Vaders moeten niet alleen de opvoeding, maar ook zichzelf met vaste hand aanpakken. Kinderen opvoeden is een van de meest veeleisende taken. Opvoeden is voor ouders een zaak van keuze en offers, van veel geduld en geloof. Wanneer ouders geen offers willen brengen ter wille van de opvoeding van hun kinderen, dan zullen die kinderen offers moeten brengen die ze niet willen. Van egoïstische ouders worden de kinderen de dupe.

Daarom is het goed wanneer christen-ouders zich afvragen waardoor zij zich bij het opvoeden van hun kinderen laten inspireren. De Bijbel roept op ernst te maken met de keuze van wat we in onze gedachten en tot ons hart laten doordringen (Fil. 4:8). Wat zijn de inspiratiebronnen voor de opvoeding van onze kinderen? Zoeken wij in Gods Woord naar wijze raadgeving en lezen we erover in betrouwbare boeken? Evenwichtige opvoeding tot zelfstandigheid van de kinderen begint bij de keuzen van de ouders!

Opvoedkunde, een hele kunst

Vaders en moeders moeten omwille van de kinderen leren opvoeden alsof de Here het zelf deed: ‘in de tucht en in de terechtwijzing des Heren’ (Ef. 6:4b). De middelen waarmee wij opvoeden moeten voluit christelijk zijn! Gelovige ouders staan zelf onder de tucht en terechtwijzing van Christus, en zo moeten zij ook hun kinderen opvoeden. Twee wezenlijke elementen van deze manier van opvoeden zijn dus de tuchtiging en de terechtwijzing of vermaning.

Tuchtigen is een nagenoeg verouderd woord voor het leren opvolgen van bepaalde opgelegde regels of voorschriften van gedrag. Omdat de middelen om tot dat opvolgen te komen veelal in de sfeer van lijfstraffen lagen, roept het begrip tucht bij velen pijn en angst op. Tuchtigen is zo synoniem geworden met straffen. Dat is echter een begripsvernauwing. Tucht is in haar meer uitgebreide betekenis een samenstelling van straf, leiding, begeleiding en opvoeding. ‘Tucht’ komt van ‘tijgen’: het trekken van degene die opgevoed wordt in de goede richting. Als sturende middelen gelden daarbij: lof, beloning, aanmoediging, vermaning, waarschuwing, berisping, strafwerk, lichamelijke straf en niet te vergeten het voorbeeld en de voorbede van de ouders. Opvoeding dient mede om kinderen het goede te leren onderscheiden van het verkeerde. Tuchtiging dient om het kind bepaalde (verkeerde) dingen af te leren en de goede te kiezen. Opmerkelijk is dat de Statenvertaling (‘77) vertaalt met ‘voedt hen op in de lering en vermaning des Heren’. De bijstelling ‘van de Heer’ maakt duidelijk dat de vaders hun kinderen niet liefdeloos mogen straffen!

De terechtwijzing heeft een zachtere klank: het is de waarschuwende vermaning met woorden. In het gezin kan niet alles goedgepraat worden. Als een kind in gedrag afwijkt van de geldende regels, dan moet daarover gepraat worden. Ouders moeten hun best doen de waarde van de gezinsregels over te dragen en uit te leggen.

In het opvoeden tot zelfstandigheid zullen ouders hun methoden aanpassen aan de leeftijd van hun kinderen. Voor jonge kinderen betekent het gebruik van gezag een directe sturende invloed op de keuzen van het kind. Al in de vroege tienerjaren zullen ouders minder sturen en meer gaan begeleiden. Wie begeleidt geeft richting aan, legt uit en corrigeert. Het kind wordt meer en meer zelfstandig en verantwoordelijk om de begeleiding van de ouder(s) op te volgen. Begeleiden is zeker niet vrijblijvend, omdat er door middel van uitleg en vasthoudendheid richting wordt geboden.

Naarmate de jongere door ervaring wijzer wordt, zal de begeleiding minder direct worden en gaan ouders over in het adviseren van hun kind. Dit is de fase waarin ouders en kind(eren) elkaar wederzijds leren loslaten. Een advies kun je niet opdringen. In de groeiende zelfstandigheid van de jongvolwassene is het een groot goed je ouders om advies te kunnen vragen. Het proces van loslaten loopt over in dat van meeleven. Ouders houden van hun zelfstandige kinderen zonder daar iets voor terug te eisen. Een van de elementen van volwassen worden is, dat kinderen de betrokkenheid en zorg van hun ouders herkennen en erop reageren met respect en wederzijdse liefde.

Ik eindig met een lied, dat eigenlijk het gebed is dat mijn vader en moeder me al jong hebben geleerd:

HERE, maak mij Uwe wegen door Uw woord en Geest bekend;

leer mij, hoe die zijn gelegen en waarheen Gij Uw treden wendt;

leid mij in Uw waarheid, leer ijverig mij Uw wet betrachten,

want Gij zijt mijn heil, o HEER, ik blijf U al den dag verwachten.

Psalm 25:2 (berijming 1773)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kernwoorden:
kinderen, opvoeding
 
Beschikbare downloads: