Christelijke geloofsbeleving van hoofd, hart en handen
Inhoud
Inleidende gedachten
Deel I
Evangelische geloofsbeleving als persoonlijke overtuiging en geloofservaring
Een meer beschouwend en minder persoonlijk antwoord op de vraag: wat is evangelische geloofsbeleving?
Deel II
Spiritualiteit
Deel III
Theologen die mij vormen
Een radio-interview
Literatuur
Bijlagen
Inleidende gedachten
In onze samenleving is veel aandacht en ruimte voor emotie en gevoel. Dit valt bijvoorbeeld op bij de reacties op indrukwekkende gebeurtenissen. Vroeger was er uitsluitend tastbare hulpverlening als antwoord op een calamiteit. Tegenwoordig is er alle aandacht voor wat indrukwekkende gebeurtenissen met de mens doen en hoe een en ander verwerkt kan worden. Wij geven veel meer dan vroeger bewust aandacht aan de innerlijke beleving.
Zo is er ook veel belangstelling voor spirituele zaken van allerlei aard en orde. Je ziet dit in allerlei cultuuruitingen als boeken en films, schilderijen en beelden, televisie en internet, maar ook in moderne ‘vriendenontmoetingen’ zoals de sociale netwerksite hyves (2004). In sommige boekhandels is de hoeveelheid christelijke lectuur met meters afgenomen, terwijl esoterische boeken over de geheimen van ‘het bovennatuurlijke’ de schappen uitrollen.
Onder meer door deze invloeden vanuit de samenleving is er ook onder christenen veel meer belangstelling voor de belevingskant van ons geloof gekomen. Begrijpelijkerwijs is er een zekere aarzeling bij veelal oudere christenen, omdat geloven in het verleden door velen werd beschouwd als een overtuiging. We doen belijdenis van ons geloof en drukken daarbij in woorden uit wat we voor waar en zeker houden. Geloven gaat bij veel christenen gepaard met een tamelijk rationele begrippenwereld. Heel vreemd eigenlijk, gelet op de emotievolle verhalen en daden van de Here Jezus. Maar genoemde meer verstandelijke manier van omgaan met religieuze zaken is vooral bij jongeren al jaren in diskrediet aan het raken. Juist jonge mensen zoeken dat wat ze geloven ook te beleven. We gaan meer inclusief denken: het was altijd ‘woord en daad’. Maar het wordt meer en meer: woord en Geest en beleving en discipelschap. En daar gaat deze lezing over: geloofsbeleving met hoofd en hart en handen. Dat wij leren leven tot eer van God, tot zegen voor onszelf en de mensen om ons heen.
Deel I
Evangelische geloofsbeleving
als persoonlijke overtuiging en geloofservaring
Om te beginnen
Het christenleven
Wij christenen hebben een buitenkant en een binnenkant. Beter gezegd: een extraverte en een introverte kant. De extraverte kant is die van de ethiek, van ons verantwoord handelen in de wereld waarin we ons bewegen en leven. De introverte kant is die van het gebed en de Bijbelstudie, de persoonlijke omgang met God.
Wanneer we trachten zoveel mogelijk ongedeeld en dus één van stuk te zijn, dan zullen we deze twee kanten willen zien als twee zijden van één medaille. Je kunt zeggen: het christenleven heeft twee aspecten: een buitenkant en een binnenkant en deze twee zijn voortdurend op elkaar betrokken.
Wanneer we zoals vanavond samen nadenken over geloofsbeleving, gaat het hoofdzakelijk om wat zich bij ieder van ons afspeelt in de binnenkamer. Maar die introverte kant is niet los verkrijgbaar: geloven is een bepaalde manier van leven.
De binnenkant van ons gelovige leven is zeer individueel. Om het maar eens zo te zeggen: ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Zoals wij hier bij elkaar zijn, zullen we het innerlijke leven, ieder van ons, op een eigen manier beleven. En dat is goed, dat hoort zo. Maar er is tussen ons ook veel gemeenschappelijks: wij vinden gelovig leven belangrijk, hoe moeilijk het soms ook is.
Voor ons heeft het christelijke geloof alles te maken met het op een bepaalde manier zin geven aan je leven. De veelzijdigheid in onze beleving van geloven komt in mijn lezing naar voren door de velerlei wijzen waarop we de dingen beleven en benoemen. Mogelijk zal dat door het open gesprek nog bevestigd of versterkt worden. We zullen zien.
Uitgangspunten
Evangelisch beschouw ik hier als een bijvoeglijk naamwoord bij geloofsbeleving, met als betekenis: in overeenstemming met het Evangelie van JezusChristus.
Geloofsbeleving wil in dit verband zeggen: een bewuste ervaring van een bepaalde vorm van godsdienstige overtuiging.
Samengevat in een enkel woord gaat het dus over: evangelische spiritualiteit, of zo u wilt: persoonlijke christelijke geloofservaring.
Zo wil ik het ook graag benoemen.
De persoonlijke kleur
Al een heel aantal jaren wordt in lezingen, boeken, artikelen en symposia de vergelijking dan wel het verschil besproken tussen (min of meer) orthodox-gereformeerden, hervormden of gereformeerd-hervormden aan de ene kant en evangelischen aan de andere kant. Bulletins als CVKoers, Theologia Reformata, Soteria, Kontekstueel en het meer op geloof en cultuur gerichteWapenveldgaan met regelmaat op deze materie in.
Allerlei onderdelen van leer en leven worden onder de loep genomen, uitgaande van in het oog lopende verschillen (en soms niet meer dan accentverschillen) in dogmatiek, prediking en geloofsbeleving.
Omdat ik geloof dat er meer is dat die bloedgroepen bindt dan wat ons gescheiden zou mogen houden, wil ik proberen vanavond enige gedachten te formuleren waarvan ik hoop dat ze dienstbaar zijn aan de boeiende ontmoeting tussen gelovigen van meerdere christelijke gezindten, zoals die naar ik aanneem ook plaats vindt tijdens allerlei persoonlijke vriendschappen die wij kennen.
Laat ik nog voorop stellen dat dit verhaal een sterk persoonlijke tint heeft. Net als in het spreken over de ‘heilsordelijke’ weg die God met een mens gaat, zullen we wat mij betreft niet moeten denken dat het om één weg gaat, wil het waar zijn. Het is zeker en gelukkig niet zo dat evangelische geloofsbeleving door mij ten volle beschreven kan worden. Zo verschillend als wij mensen zijn, zo rijk en gevarieerd als Gods Woord is, zo rijk en gevarieerd is ook het werk van de Heilige Geest. Anderen gaan andere wegen, die (mits in Christus) geen mindere wegen zijn. Als zo vaak kom ik hier terecht bij die oude Psalm 25: ‘Here, maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend’. Door deze bede wil ik me laten leiden in de bezinning over hoe ik als evangelisch christen het geloof beleef.
Blijft onverlet dat er maar één weg tot de werkelijke ontmoeting en vrede met God is, namelijk Hij die Zichzelf als zodanig heeft aangeduid, wanneer Jezus zegt: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’.
Niemand komt tot de Vader, niemand krijgt God als Vader, dan door Hem!
Alle geloofsbeleving die door de Heilige Geest bewerkt wordt, zet ons in de rechte verhouding tot de Vader en de Zoon. Dat geloof ik zeker, daarvan ga ik uit!
Geloofservaring
Het voorgaande betekent voor mij dat evangelische geloofsbeleving geworteld zal zijn in een werkelijk kennen van God en Zijn Woord. Een stap verder: dat persoonlijke christelijke geloofservaring gepaard zal gaan met voortdurende aandacht voor de Bijbel en de bijbelse geloofsleer (die we gesystematiseerd ‘dogmatiek’ noemen). Bij de een meer, bij de ander minder, hoe dan ook: in het christelijke leven behoren kennis en ervaring bij elkaar. Het gaat om Godskennis en zelfkennis, waarbij aangetekend moet worden dat alles van beneden bij boven begint. Het gaat van God uit, raakt ons en als wij positief d.w.z. gelovig reageren, komt de eer aan God!
Het geloof op deze manier te belijden, als van buitenaf beginnend, maakt ernstig en geeft vreugde. Ik geloof met heel mijn hart dat christelijke vroomheid (om het zo maar eens te zeggen) gebaseerd is op vreugde. De diepste grond van het leven is tegelijk het geheim ervan, en dat bestaat naar mijn indruk in de blijdschap die God geeft! Blijdschap dat we God mogen kennen, de blijdschap van het kindschap Gods. Ik weet dat dit Van Ruleriaans klinkt. Het zij zo. Ik las zijn boeken dan ook graag. Belangrijker is dat de vierde Psalm ons er in voor gaat en wel in het bijzonder in vs. 8:
‘Gij hebt meer vreugde in mijn hart gegeven dan toen hun koren en most overvloedig waren’. Vreugde om innerlijke zaken, vreugde van het geloof.
Wat gelovigen soms in hun persoonlijke omgang met God beleven, is rijker dan wat een mens op de bankrekening of beursnotering kan hebben. Het gaat daarbij niet om meer of minder (niet geloof tegenover geld) maar om anders, om het ‘meerdere’ van de geestelijke vreugde. Naast alle ernst, moeite en strijd, die elke gelovige kent, is er ook de vreugde en de troost van het kennen van God en het weet hebben van een eeuwige toekomst. Geloven dat de Eeuwige God jou bij name kent. Dat is toch niets dan rijkdom…
Hoe begint zoiets? Hoe begon het bij mij? Ik probeer er in korte tijd iets van te zeggen.
Al vele jaren hou ik me bezig met het verband tussen openbaring en ervaring. Je kunt dan niet om Augustinus heen, die daar hele mooie dingen over zegt. Maar ook meer hedendaagse schrijvers als Van Ruler, Velema, Graafland, Runia, Wentzel , Van ’t Spijker en zelfs de min of meer vrijzinnige G.J. Heering hebben mij veel geleerd over de bijzondere verhouding tussen openbaring en geloof. Het is Romano Guardini die werkelijk op onnavolgbare wijze deze boeiende maar niet eenvoudige problematiek onder woorden brengt:
‘Het gaat dus om de relatie tussen Gods spreken en handelen enerzijds en de mogelijkheden van de menselijke natuur om God (al dan niet vanuit zichzelf) te kennen anderzijds.’
Om het eenvoudig, met eigen woorden te zeggen: wij mensen zijn aangewezen op wat God van zichzelf en over onszelf openbaart. De bekendste openbaringen van God vinden we in de bijbel, in het bijzonder wat ons daarin wordt bekend gemaakt over Jezus van Nazareth. Wanneer ik Hem hier nu ‘de Here Jezus’ of ‘Jezus Christus’ noem, is dat al direct een aanduiding van mijn geloofsovertuiging. Ik geloof inderdaad dat Jezus de kurios, de Heer is, die op volkomen juiste gronden aanspraak maakt op onze positieve reactie (aanvaarding, overgave, gehoorzaamheid) op zijn woorden en daden. Als ik Hem als Christus belijdt, betekent dat, dat ik mijn vertrouwen stel in deze persoon als de van God beloofde Messias, die gekomen is en komen zal om Gods werken op aarde tot een goed en nieuw begin te brengen. En daar is dan mijn leven in mee-betrokken!
Hoe waardevol ik de theologische discussie over de persoon van Jezus Christus overigens ook vind, in wat ik ervan gelezen heb mis ik nogal eens de eerbied ten opzichte van Hem die het onderwerp van onze menselijke overwegingen is. Nu besef ik dat ook die eerbied voortkomt uit overtuiging en geloof. Vandaar mijn conclusie dat er pas goed over God en Jezus gesproken kan worden vanuit wat ik noem de persoonlijke geloofsbelijdenis dat de Bijbel Hem (Hen) aan ons doet kennen. Dus vanuit de daad van het geloof én de persoonlijke overgave vormt zich de vrucht van het persoonlijk kennen van God.
Hieruit volgt direct de vraag: hoe kom je aan die ‘openbarende ervaring’ om zo vanuit geloof over God te gaan spreken?
Mijns inziens ligt het verband tussen openbaring en ervaring in het aangesproken worden door de Heilige Geest. Als iemand mij vraagt: ‘waarom geloof jij eigenlijk’ dan weet ik behalve een aantal kennis-antwoorden eigenlijk niet beter te reageren dan met: ‘omdat de Here God mij door Zijn Geest heeft aangesproken.’ Evangelische geloofservaring is altijd weer terug te voeren op het op een of andere wijze aangesproken zijn door God zelf. Ik zeg dit wel eens zo: ‘Ik ben een door God geraakte’.
Nu zou iemand kunnen zeggen, dat is wel passief allemaal. Je moet dus aangesproken worden, geraakt worden en overtuigd raken. Ik geloof dat het voor wat betreft het begin van je geloofsleven ook werkelijk zo is. De gehele Bijbel door lezen we hoe God zelf met mensen is begonnen en later hoe Jezus hen riep en opriep Hem te volgen. De Here Jezus heeft gezegd: ‘Niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke’ (Joh.6:44). De apostelPaulus belijdt dit ook, wanneer hij schrijft dat er niemand is die God ernstig zoekt (Rom.3:11). Het gaat nu eenmaal niet van ons uit! In de christelijke geloofsbeleving gaat het mijns inziens steeds om de ervaring dat God de Eerste is geweest. Daarmee heeft het geloof tegelijk iets van een geheim. Het is niet in systemen te vangen of tussen waterdichte schotten te zetten. Altijd zijn er mensen geweest aan wie de Here zich openbaarde en die zich toch van Hem afkeerden. Bij de Here Jezus wordt dat wel heel duidelijk, wanneer velen die Hem gevolgd waren op een zeker moment Hem weer de rug toekeerden.
De reactie van Petrus is het antwoord van de innerlijk geraakte: ‘Here, tot wie zullen wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en erkend dat Gij zijt de Heilige Gods’ (Joh.6:68). Dit is een duidelijk voorbeeld van jezelf aangesproken weten. Met deze belijdenis kiest Petrus voor de Here Jezus. Dat wat hij zegt en belijdt is wel degelijk zijn eigen keuze en verantwoordelijkheid. Maar ten diepste is het toch weer niet van zijn keuze afhankelijk, wanneer we bedenken dat Jezus eens tegen zijn discipelen zei: Niet jullie hebben Mij, maar Ik heb jullie uitgekozen’. Ik geloof dan ook op grond van deze en zulke bijbelse argumenten dat Evangelische geloofsbeleving begint met de ervaring dat God je door Zijn Woord en de Heilige Geest aanspreekt. Van Hem gaat steeds het initiatief uit.
De vraag waarom dat bij de ene persoon wel aanspreekt en landt en bij de ander niet is door mij niet te beantwoorden. Ik kan ook niet verklaren waarom ik in een christelijk gezin en milieu ben opgegroeid, waardoor ik al vroeg met Gods spreken in aanraking kwam. Persoonlijk kan ik er alleen maar bijzonder dankbaar voor zijn en er (in meer theologische termen) een bijzondere leiding van God met mijn leven in zien. Ik belijd dit dan ook als genade, dus opnieuw: gegeven goed. Een zaak van dankbaarheid.
Nog prangender is de vraag waarom de een in een christelijk gezin wel door de Here wordt aangesproken, terwijl het de ander lijkt koud te laten. Wel heel verdrietig wordt het wanneer dit zich voordoet in je eigen gezin, als bijvoorbeeld een kind of een kleinkind deze ‘weg’ niet meemaakt. Het brengt ons tot een zekere verlegenheid. De vraag hoe iemand tot geloof kan komen, werd vroeger door mijn moeder eenvoudig beantwoord met: ‘Jongen, je moet nu eenmaal onder het net komen, wil je gevangen worden.’ Voor haar was dat voldoende. Als je naar de kerk ging, hoorde je daar door de prediking en in het zingen wie de Here God is en wat Hij voor je gedaan heeft. Daar wordt je dan wel door ‘gevangen’. Maar de meeste mensen willen helemaal niet ‘gevangen’ worden, velen zijn niet meer ingenomen met en worden niet meer ingenomen door de prediking en komen niet of nauwelijks meer in de kerk. Gelukkig spreekt God niet alleen de kerkelijke taal. Het is en blijft mijn gebed dat ik, dat wij gelovigen, zoveel van de ontmoeting met God uitdragen, dat ook onze kinderen en anderen daar iets van Hem in mogen gaan ontdekken. Juist ook in de ontmoeting die tussen mensen plaatsvindt, wil God zichzelf door gelovigen heen aan onze medemens openbaren en in zekere zin meedelen.
Ook op een avond als deze voltrekt zich de realiteit, dat de Here JHWH is, de God die erbij is. Ik kan dat niet anders ervaren dan door er op te vertrouwen en het evenals de Psalmisten te benoemen (b.v. Ps.68:20).
‘Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil.’ Dit overigens ondanks al de felle vragen, die ik ook heb. Voor mij is heel duidelijk geworden: de geloofskeuze die een mens maakt, ontstaat in een ontmoeting, die tussen God en mens plaatsvindt. Een ontmoeting die van God uitgaat. Die van buitenaf, van bovenaf tot ons komt. Redding komt immers altijd van buitenaf! Een deel van de nood van onze tijd is dan ook dat we in het geheel niet meer door hebben dat we zonder Gods redding verloren zijn. De grote en dringende vraag die overblijft is: hoe komen mensen er weer toe in God te geloven, zich door Hem te laten aanspreken?
De lijdelijkheid zegt hierop: het moet je gegeven worden.
De activiteit stelt: je moet de Here Jezus aannemen als je Redder en Verlosser.
Evangelische geloofsbeleving ervaart: die reddende ontmoeting wordt ons door God zelf aangereikt, doordat Hij zich aan ons bekendmaakt en ook met mij in een relatie wil treden. Geloven is de daad van het vertrouwen stellen en blijven stellen en daarmee bewust aanvaarden dat wat God ons in Christus aanbiedt het béste voor ons is om aan te nemen. Zo gaat de gelovige het effect, zo u wilt de zegen, van de omgang met God leren kennen.
Door het venster van de hoop bezien, vertrouw ik erop dat God zich blijvend aan ons zal openbaren door Jezus Christus, door het Woord en de Geest en in de christelijke gemeenschap.
Waar het onze verantwoordelijkheid betreft, zal dat niet anders gaan dan mede door onze persoonlijke keuze om Hem je hele bestaan te laten doortrekken en vernieuwen. Daar wordt ik wel degelijk helemaal bij betrokken. Niks stokken en blokken: God is het die het willen en werken in ons bewerkt! Wie zich dat laat gezeggen, ervaart Gods werk in zijn of haar leven. In wie zich daarvoor openstelt, wekt en werkt Hij nieuw leven. Daar vertrouw ik op.
Ik heb geprobeerd op een eenvoudige manier iets te beschrijven van wat ik geloof en beleef in de ontmoeting tussen God en mijzelf, tussen God en de mens. Ik heb het niet over de grote weerhouders in dit geloofsproces gehad: onze zonde en de duivelse machten. Dit zijn fundamentele werkelijkheden, waar we dagelijks mee te maken en in zekere zin tegen te strijden hebben. In een theologische verhandeling zouden deze radicale en machtige vijanden niet onbesproken kunnen blijven.
De hier doorgegeven gedachten zijn wat mij betreft meer bedoeld als persoonlijk getuigenis dan als een afgeronde theologische overweging. Daarom eindig ik met deze woorden:
In de omgang met God heb ik eerbied voor dit grote geheim. Geen afstandelijke, maar dankbare eerbied, dat Hij het is die Zich ook over mij heeft ontfermd. Ik eindig met een persoonlijke geloofsbelijdenis die ik voor mezelf formuleerde:
Geloven
is ademen en
bepaalt mijn levenshouding.
Geloven is voor mij
telkens terugkeren
naar de Bijbel,
het boek dat mijn leven me al vergezelt.
Het boek dat mij visie en veiligheid,
kracht en troost,
moed en hoop geeft.
Geloven is voor mij buigen,
buigen voor een geheim.
Overwogen buigen
voor de wijsheid van God.
Geloven is voor mij
mezelf overgeven aan dat geheim,
toewijding aan de goede liefde van God.
Geloven is voor mij ook
opstandig vragen
naar de zin van het ongerijmde
en daar mee zitten.
Toch is en blijft geloven voor mij vreugde
de blijdschap waarvan
Jezus Christus
het centrum vormt.
Zo heeft de Geest het mij geleerd,
door de jaren heen.
Ik geloof in God de Vader,
die in Christus
mijn hemelse Vader is geworden.
Eeuwig wonder.
Amen
Shalom
Hans Bette
mei 2006
Een meer beschouwend en minder persoonlijk antwoord
op de vraag: wat is evangelische geloofsbeleving?[1]
Er is geen sluitende definitie. Wat is er dan wat ons bindt? Want in die evangelische volière zitten vogels van heel verschillende pluimage. De evangelische vogel van de orthodox-hervormde Julianakerk in Veenendaal bijvoorbeeld zingt toch echt wel anders (letterlijk) dan de gemiddelde Ghaneese Pinkster-paradijsvogel in Amsterdam. Toch zitten in beide kerkgenootschappen Evangelische gelovigen. Zo ook in de Hervormde Westerkerk van Veenendaal, in de kleine geloofsgemeenschap van de Vergadering van Gelovigen, in de Baptistengemeente en zeker in Evangeliegemeente De Regenboog. Het Evangelische is in ieder geval geen apart kerkgenootschap, maar meer een beleving met accenten dwars door alleChristusbelijdende kerken heen.
Al deze mensen zijn gegrepen door Jezus Christus, zoals de Bijbel van Hem spreekt. Daarmee zijn het niet meteen volmaakte mensen (dan hadden we geen pastoraat en onderwijsmeer nodig). Maar ze lopen wel achter de Volmaakte aan, ze volgen de Heilige. Zoals de Bijbel dat zegt, Hij is het Beeld van de onzichtbare God. In Hem woont de volheid der Godheid, en wij hebben die volheid verkregen in Hem, door het geloof en de overgave aan Hem.
Voor evangelische christenen zijn de aloude christelijke geloofsbelijdenissen en de bijbeltekst zelf geen fraaie liturgische teksten, die we erin houden vanwege gevoel voor traditie en stijl. Nee, we geloven ze met ons hele hart voor wat ze zijn, zoals ze ook bedoeld zijn. En wij vinden het ook niet moeilijk om de Bijbel te vertrouwen in wat die leert. We geloven dat er uiteindelijk meer intellectuele escapades en ‘geloof’ nodig zijn om niet te geloven dan om wél te geloven.
Daarbij komt een tweede kenmerk van de evangelische beweging: het gaat om een persoonlijke omgang met God, een persoonlijke toewijding. Niemand is christen van geboorte, omdat zijn ouders het waren of zijn land. Alhoewel deze dingen natuurlijk van waarde zijn, gaat het om een persoonlijke vrijwillige betrokkenheid. Daarmee is er trouwens ook de mogelijkheid om er uit te stappen. Dat is nu eenmaal het gevolg van de principiële christelijke vrijheid. Godsdienstvrijheid. Want een godsdienstige groep die in de praktijk alleen een ingang maar geen uitgang toestaat kent geen godsdienstvrijheid.
Deze combinatie van orthodox-christelijke belijdenis en persoonlijke belevenis is kenmerkend voor de evangelische beweging. In heel andere termen: een harmonie tussen ‘dogmatiek’ en ‘mystiek’. Of met een woord van Jezus uit het evangelie: ‘Wie in Mij gelooft zoals de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien’.
Beleving
Dan willen wij ons ook afvragen wat wij onder ‘beleving’ verstaan. Dit is een zeer actuele vraag. Er is immers veel aandacht voor beleving, gevoel, ervaring, zo u wilt: bevinding. Dat geldt in de wereld van onze dagen, die getypeerd wordt als een postmoderne samenleving, waarin geen absolute waarden en normen meer bestaan. Beslissend is, dat een mens ergens ‘een goed gevoel’ bij moet hebben. Als dat zo is, dan is het goed, althans dan noemt men het goed. Dan mag religie, geloof ook nog wel. Wanneer je daar een goed gevoel bij hebt, dan is dat prima, dan zal men zelfs zeggen dat het fijn voor je is wanneer je wat aan je geloof hebt. Maar je moet vooral niet proberen een ander ook op datzelfde spoor te zetten. Dat is postmodern weer helemaal fout.
Ook in evangelische kringen komen wij deze moderne gedachtegang tegen. Om een voorbeeld te geven: in het programmablad ‘Visie’ van de Evangelische Omroep hebben eens een heel aantal interviews gestaan met mensen die een topsport beoefenen waarmee ook de zondag gemoeid is. Ook was er het verhaal van een jonge vrouw die een rol speelde in de soapserie ‘The bold and the beautiful’. In alle gevallen kwam de vraag ter sprake of men dit met zijn/haar geloof in overeenstemming kon brengen. Het steeds terugkerende antwoord was, dat men ervoor gebeden had en zo tot de overtuiging was gekomen dat God het goed vond. Zo beleefden zij het en dus was het goed. ‘Visie’ gaf deze gedachten door zonder commentaar. Is dat tekenend voor een ontwikkeling…?
Binnen de kerken is er ook veel meer aandacht voor beleving gekomen. Ter illustratie wijsik op de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Het punt van de geloofsbeleving was in het verleden één van de struikelblokken tussen Vrijgemaakten en Christelijk Gereformeerden. Populair werd wel eens gezegd dat een vrijgemaakte preek eindigde waar in de christelijke gereformeerde preek de toepassing begon. Vrijgemaakten waren vuurbang voor wat men aanduidde als subjectivisme (waar alle nadruk ligt op het persoonlijke beschouwen, de mens is de grondslag van alle maat en wet) en mysticisme (neiging tot wondergeloof, als het maar vreemd is…). Nu is er echter ook daar volop aandacht voor beleving en ervaring. Een al weer ouder voorbeeld daarvan is o.a. het boek van prof.dr. C. Trimp : ‘Klank en weerklank” uit 1989, waarvan de ondertitel luidt: ‘Door prediking tot geloofservaring’. Dit boek heeft in veel kerken de aandacht getrokken en is wel gezien als een hoopvol teken van toenadering tussen beide kerken (Vrijgemaakt en Christelijk Gereformeerd) op dit aangelegen punt.
Verder is er veel aandacht voor Puriteinen en Evangelicals in wat ik gemakshalve aanduid als de kring rond de vrijgemaakte journalist Aad Kamsteeg. En in Kampen is de vrijgemaakte predikant Jos Douma gepromoveerd op een dissertatie over de meditatie in het preekproces (zo luidt de ondertitel), waarbij hij aandacht vraagt voor mystiek en meditatie als een weg die leidt tot bevindelijk preken. Evangelisch gedachtegoed in de kerken!
Helaas moeten wij constateren dat deze ontwikkelingen niet allemaal winst opleveren. Bij nadere beschouwing blijken er zelfs gevaren te dreigen. Niet voor niets hebben we het over gelóófsbeleving.
Geloofsbeleving houdt ervaring in, maar is er geen synoniem van! In ervaring zonder meer speelt de mens zelf een grote rol. In de 19e eeuw heeft de ervaringstheologie van de Duitser Schleiermacher laten zien hoe gemakkelijk de ervaring kan gaan heersen over de openbaring! Lang niet alle religieuze ervaring is geloofservaring! Dat moet worden vastgehouden tegenover het moderne religieuze denken maar ook in verband met de aandacht voor ervaring in kerkelijke en evangelische kringen. Het is trouwens een gevaar dat ook in bevindelijke kringen dreigt. Denk slechts aan de uitdrukking: ‘Het staat niet in de Schrift, maar de ervaring van Gods volk leert het’. Dan wordt de ervaring verheven tot een norm boven en buiten de Schrift en wordt het geestelijke leven van onszelf en van anderen naar die norm beoordeeld, goed- of afgekeurd. Heel subtiel speelt ook hier de hoogmoed van de mens ons parten: niet ‘wat zegt Hij?’, maar ‘zo ervaar Ik’ ( let op de hoofdletter! ). Over dit onderwerp heb ik uitvoeriger geschreven in mijn boek ‘In grote lijnen’ over christelijke belijden en beleven.
Geloofsbeleving is ook geen synoniem van gevoel. Die beleving gaat niet buiten het gevoel om. Denk slechts aan een (berijmde) psalmregel als: ‘Ik gevoel de grootheid van mijn kwaad’ (David in Ps. 51). Maar daarmee staat er nog geen is-gelijkteken tussen geloofsbeleving en gevoel. Ons gevoel is evenals onze wil en ons denken van nature door de zonde aangetast en verstoord. Ons gevoel kan ons daarom lelijk bedriegen. Een mens kan zich in zijn zondestaat als Adamskind bar gelukkig voelen, maar hij is het niet, want hij is een verlorene, die God kwijt is. Maar ook kan een zondaar die wedergeboren is door de Heilige Geest zich diep ongelukkig voelen omdat de Geest zijn ogen opent voor zijn ellende. Denk maar aan Saulus in Damascus. Maar hij is uiteindelijk gelukkig, want de Here is Zijn zaligmakend werk in hem begonnen dat Hij ook voleindigen zal. Geloofsbeleving brengt zeker ook geloofsgevoel mee, maar gevoel is lang niet altijd een bewijsvan echt geloof. Wij raken hier aan het probleem van het tijdgeloof, waarvan de Here Jezus gesproken heeft in de gelijkenis van het zaad. Uitdrukkingen als: ‘Ik heb er een goed gevoel bij’, of: ‘Ik voel dat het goed is’ mogen dus voor ons nooit het laatste woord hebben.
Ook het woord mystiek kan niet gelden als een synoniem voor geloofsbeleving. Geloofsbeleving kent mystieke trekken. Niet voor niets kon Calvijn onbevangen schrijven over de gemeenschap van de gelovige met Christus als de ‘unio mystica’. Maar in de mystiek als zodanig is de mens bezig van beneden uit heen te werken naar Christus. De ziel klimt op tot de gemeenschap met Hem. In de mystiek gaat het erom ‘jezelf leeg te maken, te luisteren en dan te merken dat God nabij is en spreekt’. In de mystiek krijgt het Woord een andere plaats dan in de geloofsbeleving. In de geloofsbeleving blijft het Woord bron en norm en is de Geest subject. Hij werkt in mij. De huidige aandacht voor middeleeuwse en rooms-katholieke mystiek is opmerkelijk, vooral wanneer wij die aandacht vinden in kringen die altijd min of meer afwijzend stonden tegenover bijvoorbeeld de gereformeerde Schriftbevinding. Het constateren van dat feit mag ons best voorzichtig maken.
Geloofsbeleving en bevinding
Wat bedoelen wij dan met geloofsbeleving of bevinding?
Wanneer wij het woord letterlijk nemen spreekt het van wat het geloof beleeft. Waar de Heilige Geest door en met het Woord het geloof werkt in het hart, daar brengt dat beleving of, zo u wilt, bevinding met zich: de beleving van wat de Heilige Geest in ons doet met het Woord. Dan vindt immers het wonder van de herschepping plaats waardoor de mens, die van nature God voor een Leugenaar hield, zekerder dan zeker vaststelt dat Gods Woord waar is, waarachtig en betrouwbaar. En in de praktijk van het geloofsleven wordt dat beleefd, bevestigd. De gelovige komt er niet bedrogen mee uit.
Dat brengt natuurlijk allerlei gevoelens, ervaringen, bevindingen met zich mee. Prof. L.H. van der Meiden, die veel over de bijzondere Geesteswerking met het Woord heeft nagedacht, zegt er o.a. dit van: ‘Bevinding is datgene wat Gods Geest in de harten van de gelovigen werkt en wat de ziel onder leiding van de Heilige Geest doorleeft en gevoelt als de Geest Zijn licht over Zijn werk in onze harten laat schijnen; ook wat de ziel mist en lijdt in de duisternis en onder de twijfel en doormaakt in verachtering en bestrijding.’ Dit is zeer evangelisch gezegd.
Geloofsbeleving is dus dat wat een gerechtvaardigde zondaar beleeft, ervaart, gevoelt en ondervindt, wanneer de Heilige Geest door en met het Woord het geloof in hem werkt en versterkt en hem of haar zo brengt tot en doet leven in de gemeenschap met God en Christus. Het hele leven van het geloof valt er dus onder. Om het met de door mij veel gelezen dr. A.A. van Ruler te zeggen: geloofsbeleving pendelt tussen geestelijke verlatingen en de extase van de vreugde. Het is dus het leven van de gelovige uit de Geest, de Werkmeester van het geloof.
En het is het leven naar het Woord als de bron en de norm voor het geloof . Die twee moeten wij nooit van elkaar losmaken. De Geest spreekt nooit Zijn eigen Woord tegen. Opnieuw verwijsik voor nadere toelichting naar mijn boek over christelijk beleven: ‘In grote lijnen’.
Dit onderwerp omspant dus het hele geloofsleven, in begin en voortgang, met hoogten en diepten, in vreugde en droefheid, strijd en overwinning; met zijn zelfkennis en Gods – en Christuskennis; in de binnenkamer en in de wereld.
Deel II
Spiritualiteit
- Wat gebeurt er als we iets ‘beleven’?
- Wat is geloofsbeleving?
- In hoeverre is de evangelische beweging
een product van de ‘belevingsmaatschappij’?
- In hoeverre sluit de Evangelische Beweging met de nadruk op de subjectieve
beleving aan bij de maatschappelijke trend van de belevingscultuur?
- Hoe is dat te merken in de Evangelische gemeenten?
- Wanneer is de huidige trend naar ervaring en beleving naar boven gekomen?
- Wanneer spreken we over een te grote nadruk
op beleving en spirituele ervaringen?
- Hoe biedt christelijke geloofsbeleving tegenwicht
aan een onevenwichtige nadruk op spirituele ervaringen?
- Wat is van belang voor Reformatorische en Evangelische gelovigen
en christelijke gemeenten als het gaat om evenwichtige geloofsbeleving?
- Verdieping van de vraag ‘Wat gebeurt er als we iets ‘beleven’?
Woorden en begrippen die gebruikt worden in het spirituele taalveld en hun betekenis
Leven en beleven
–Emotie
-Gevoel
-Emotie en gevoel
-Gevoel en lichamelijke reactie
-Tegenstellingen tussen emotie, gevoel en verstand
-Sekseverschillen
-Affect
-Gemoedsstemming
Objectief en subjectief
-Intersubjectief
-Verstand
-De rede
-De logica
-Bewustzijn
-Bewustzijnstoestanden
-Bewustzijn als persoonlijke beleving
-Bewustzijn en hersenen
-Het onderbewustzijn
-Het onbewuste bewust maken
-Beelddenken
-Begripsdenken en beelddenken
-Fantasie
-Dromen
-Betekenis
-Werkelijkheid
-Kennis
-Kennis van de werkelijkheid
-Godskennis
-Waarheid
-Openbaring
De mens
-Mensbeeld
God
-God de Vader
-God de Zoon
-God de Heilige Geest
Theologie
1. Wat gebeurt er als we iets ‘beleven’?
Er is altijd wel iets te beleven. Mooie en moeilijke gebeurtenissen wisselen zich in het leven van ieder van ons met regelmaat af. Gelukkig zijn er maar zelden op hol geslagen paarden of een wespensteek met heftige reacties of een piepend en gillend uit de rails lopende trein. Niet alles wat wij meemaken is even spectaculair, maar we ervaren allemaal en elke dag weer opnieuw zeer veel gebeurtenissen en verwerken die op de een of andere manier. Liefdes en verdrietelijkheden, vreugde en drama, maar ook gewone sleur en alledaagse gebeurtenissen: we beleven wat af…
Maar wat is ‘iets beleven’ eigenlijk?
Het werkwoord ‘beleven’ heeft meerdere betekenissen en daarom beperk ik mij tot de voor ons onderwerp belangrijkste. Het grondwoord wijst ons de weg: het gaat om ‘leven’. Het leven zit vol met beleven. Door ieder van ons wordt de hele dag door van alles en nog wat gevoeld en ervaren. En dat beleven ‘doet’ iets met ons. We reageren ieder op onze eigen manier op wat we meemaken. Over dat beleven en dan in het bijzonder wat we ervaren van en met God, daarover gaat het. Wanneer we nu over geloofsbeleving nadenken, kies ik voor twee betekenissen:
- Ondervinden, in de zin van ‘hij heeft al heel wat beleefd, meegemaakt. ‘Veel met iemand beleven’, staat dan voor: veel moeite of zorgen of juist veel mooie, positieve ervaringen met iemand hebben. Zo’n ervaring kan fysiek concreet, maar ook innerlijk concreet zijn. In dat laatste geval spreken we over:
- Innerlijk ervaren, in ‘geest en gemoed’ deelhebben aan iets. ‘Gemoed’ staat dan voor onze neigingen, hartstochten, stemmingen, aandoeningen, innerlijke gezindheid, zeg maar het diepste van je ziel). Bijvoorbeeld: als we een gedicht lezen, een film zien of een schilderij bekijken dan ‘ervaren’ of ‘beleven’ of ‘voelen’ we hoe dan ook daar iets bij.
Een voorbeeld: wie gekust wordt, ervaart dat lichamelijk, en al naar gelang wie er kust ervaar je dat ook min of meer diep innerlijk J. Deze koppeling fysiek, innerlijk geldt voor veel van wat wij elke dag en voortdurend opnieuw meemaken.
Wat we in het geloof met God en met elkaar als gelovige mensen beleven, benoemen we vooral in deze twee ‘soorten’ betekenissen. Ik denk bijvoorbeeld aan wat je kunt beleven als je op een begrafenis samen met elkaar een psalm of een lied zingt waarvan je weet dat de overledene daar veel aan/mee had. Dan kan je afhankelijk van je gevoeligheid ondervinden dat je kippenvel of een enorme brok in je keel krijgt, waardoor je maar nauwelijks kunt meezingen. Zo’n lichamelijke emotie doet ook iets met je van binnen. Het raakt je hart en je wordt in je ziel bewogen…De combinatie van zulke ervaringen kan ervoor zorgen dat je zo’n gebeurtenis niet licht vergeet.
Zoiets kan je ook beleven, maar dan door een andersoortige impuls van buitenaf, bv. bij het zien van de schoonheid van een kunstuiting, of het horen van een lied dat gevoelens in je oproept. Het kan gebeuren bij een film, maar evenzogoed bij het zelf lezen of aanhoren van een bijbelgedeelte. Het is voor predikanten een ervaring wanneer ze van de kansel of het podium zien dat mensen door hun woorden innerlijk geraakt worden. Wat gebeurt er dan? Dan ervaar je diep van binnen dat er ook in jouw gevoelsleven iets geraakt, geroerd of aangesproken wordt. Dit is het waarover wij spreken als we het hebben over ervaren en beleven. Het nogal fysieke begrip ‘voelen’ past hier niet zo bij, hoewel het in gemakkelijk taalgebruik wel veel gebezigd wordt.
Wanneer nu de indruk waardoor je geraakt wordt typisch geestelijke, christelijke oorzaken of gevolgen kent, dan noemen we dit christelijke geloofsbeleving.
Duidelijk is wel dat de woorden beleving, gevoel en emotie sterk met elkaar in verband staan. Vandaar dat ik ook deze begrippen in mijn uitgebreide versie van dit betoog breedvoeriger heb gedefinieerd.
Belevingscultuur
In onze huidige samenleving zijn mensen voortdurend op zoek naar belevingen en ervaringen. En dan niet om ‘zo maar iets te beleven’, maar velen zoeken de kick van intense ervaringen die hun diepste innerlijk heftig raken. De kick moet ook steeds groter zijn… Het gevoel kan verslavend werken…
In Ootmarsum stond vorig jaar midden in de oude dorpskern van dat mooie Twentse dorpje een kermis. Naast de monumentale dorpskerk klimt een enorm hoog reuzenrad omhoog. De kuipstoeltjes waar rillende of gillende mensen in zitten, slingeren hen tot ver boven de kerktoren uit… Typerend.
Nog geen vijftig jaar geleden stond vooral het gesproken en geschreven woord centraal. Je kon alleen maar iemand ergens van overtuigen als je rationele argumenten goed genoeg waren. Nu wordt aan de ervaring de voorrang gegeven en is het voor de aanvaarding van opvattingen van belang dat je erdoor geraakt wordt. Het moet ‘goed voelen’, en dan is het waar. Door velen is afscheid genomen van een rationalistische manier van omgaan met de dingen die we beleven. De rede, het verstand moest boven de gevoelens staan en die controleren en desnoods in bedwang houden. Vroeger mocht je niet teveel op je gevoel vertrouwen en niet teveel letten op wat je door je zintuigen bij ervaringen voelde. ‘Gebruik je verstand, dan komt het goed’.
In de belevingscultuur van vandaag daarentegen ligt zeer grote nadruk op de zintuiglijkheid. We willen het kunnen ‘pakken’, het moet je raken en je moet de sfeer proeven… Wij willen intens van het leven genieten ‘met alles erop en eraan’ en ervaren wat het leven waard is. Ook wij christenen ademen die moderne belevingscultuur diep in.
Deze sterke gerichtheid op lichamelijkheid en gevoel blijkt echter ook weer niet alles, want het gaat gepaard met veel onbehagen. We verlangen ernaar zo gelukkig mogelijk te zijn, maar ervaren (let op…) ‘aan den lijve’ de gebrokenheid van het bestaan. En we komen er steeds meer achter dat onze belevingen zo individueel zijn, dat je er nauwelijks over met een ander kunt delen. Ook blijkt uit de reacties erop, dat een gezamenlijke belevenis de ander helemaal niet zo raakt als het jou deed! Hoe komt dat? Wat beleven wij dan wel samen? Blijf ik maar niet liever gewoon dicht bij mezelf, dat voelt fijn. Zo worden we op het eigen gevoel teruggeworpen. Zou dat ons niet eenzaam maken? Mooi en verrijkend, die gevoelsnadruk, als het maar niet gevaarlijk eenzijdig wordt! Wat gemakkelijk kan, als er geen norm of grens erkend wordt!
2. Wat is geloofsbeleving?
Geloofsbeleving is een containerbegrip dat de beleving beschrijft die in de wereld van het geloven mensen bezighoudt en inspireert. Het meer algemeen bekende woord is spiritualiteit. Spiritualiteit heeft in de breedste zin te maken met zaken die de geest (Latijn spiritus) betreffen. We kunnen dan denken aan ons denken, voelen en willen. Het woord wordt overigens op vele manieren gebruikt en kan dan ook te maken hebben met godsdienst en religie of met ‘bovennatuurlijke’ of occulte krachten, maar de nadruk ligt op de persoonlijke, innerlijke ervaring.
Spiritualiteit in het algemeen gaat dus over geestelijk leven, wat dat leven drijft en motiveert, wat mensen nuttig vinden om hun geestelijk leven te versterken en te ontwikkelen. Het gaat om de kracht die het leven van gelovigen bezielt en die hen ertoe aanzet de kiem van hun geestelijk leven te laten groeien en uitwerken in het leven van elke dag.
Ik behandel het begrip spiritualiteit (ofwel geloofsbeleving) vanaf nu vanuit het gezichtspunt van het orthodoxe christelijke geloof. Een eenvoudige en daarom heldere omschrijving over wat ik onder christelijke spiritualiteit versta, vond ik bij prof. dr. Arie de Reuver en die noem ik daarom hier.[2]
‘Christelijke spiritualiteit vat ik op als de religieuze grondhouding die in het hart wordt opgeroepen door Woord en Geest, die wordt ingekleurd door tijd en omgeving en die gestalte krijgt in een leven voor Gods aangezicht. Ik gebruik het begrip in een betekenis die samenvalt met die van christelijke vroomheid.’
Een nog meer beknopte omschrijving las ik bij dr. Jos Douma, die veel over christocentrische spiritualiteit nadenkt en schrijft. Hij geeft het in deze kernachtige woorden weer: ‘In christelijke spiritualiteit gaat het om levende omgang met de levende God.’
Christelijke spiritualiteit is de uitwerking van iemands geloof in zijn of haar dagelijkse bestaan – wat wij doen met wat we geloven. Het gaat niet alleen maar om ideeën, hoewel de basisbelijdenissen van het christelijk geloof uiteraard belangrijk zijn voor christelijke spiritualiteit. Het gaat erom hoe het christelijke leven wordt opgevat en vormgegeven. Het gaat om het iets willen ontvangen, begrijpen, vatten, ervaren en uitwerken van de werkelijkheid van God.
We zouden dit kunnen samenvatten door te zeggen dat christelijke spiritualiteit gaat over het doel van het christelijke leven, namelijk om een relatie met God te krijgen, die te bewaren en uit te leven. Dat omvat dan zowel de openbare eredienst in de kerk of gemeente (verbondenheid en vieringen), als het persoonlijke geloofsleven (gebed en overdenking) en de vruchten daarvan in de dagelijkse werkelijkheid (doen en laten).
Vier aspecten van spiritualiteit
- God kennen, niet alleen iets over God weten.
- Van Gods werkelijkheid leven en kracht ontvangen.
- Verandering van bestaan (karakter, gevoel en inzet) op basis van het christelijk geloof.
- Het bereiken van christelijke authenticiteit in leven, denken en doen.
Men zegt wel: slechte theologie leidt tot slechte spiritualiteit. ‘Verlies de Zoon (Jezus Christus) uit het oog, laat je aandacht voor zijn bemiddeling, boetedoening en hemelse voorspraak verslappen en je zult terugglijden naar het wettisisme, de natuurlijke religie van de gevallen mens die alleen op werken gericht is.’ Christelijke geloofsbeleving wordt gevoed door geloof en leven uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De inhoud van ons geloof doet er dus alles toe, net als ons de invulling van ons dagelijkse leven.
Waarom nu specifiek ‘christelijke’ spiritualiteit?
Binnen het christelijk geloof is spiritualiteit het vormgeven van de ontmoeting met Jezus Christus in het dagelijks leven. ‘Christelijke spiritualiteit’ verwijst dan ook naar de manier waarop het christelijke leven wordt opgevat, en naar de geestelijke praktijk die is ontwikkeld om die relatie met Christus vorm te geven en te ondersteunen. Christelijke spiritualiteit is dus de manier waarop christenen individueel en samen proberen hun ervaring van God te verdiepen, ofwel de tegenwoordigheid van God ‘te praktiseren’.[3] Christelijke spiritualiteit is per definitie christocentrisch. Het gaat daarbij ten diepste om wat de apostel Paulus schrijft in Galaten 2:20: ‘Niet meer (mijn) ik, maar Chrsitus leeft in mij…’. Opnieuw verwijs ik naar de vele prachtige boeken die Jos Douma over dit leven met Jezus Christus het licht doet zien. Hij stelt ergens: ‘Christelijke spiritualiteit komt tot uitdrukking waar mensen door de Heilige Geest geleid en tot eer van God de Vader Jezus Christus centraal stellen in hun leven en in Hem alles zoeken en vinden wat ze nodig hebben.’ Het is een hele mond vol, maar geeft wel precies aan waarom het gaat. Christus vult dat ook je leven als christen…!
Drie aspecten van christelijke spiritualiteit
- Een aantal overtuigingen. Hoewel christenen het onderling oneens zijn over allerlei punten op het gebied van de geloofsleer, is het toch niet moeilijk aan te tonen dat in die verschillende versies van het geloof een gemeenschappelijke kern zit. Die wordt samengevat in de geloofsbelijdenissen die door alle grote christelijke kerken worden onderschreven. Deze geloofspunten hebben grote invloed op het leven van de christen.
- Een aantal waarden. Het christendom is sterk ethisch gericht. Toch betekent dat niet dat ‘wetten en regels’ het belangrijkst zijn of dat christenen automatisch een lijst met instructies opvolgen. Het gaat om waarden die voortkomen uit het geloof dat men verlost is, bijvoorbeeld naastenliefde en de bereidheid tot zelfverloochening. Deze waarden zijn sterk verbonden met het karakter van Jezus van Nazareth, die door christenen wordt gezien als de basis van hun geloofsleven en het hoogste voorbeeld van een leven in gemeenschap met God. Een goed geestelijk leven hoort dus deze christelijke waarden te weerspiegelen en gestalte te geven.
- Een manier van leven. Christen-zijn is niet alleen maar geloven en ethisch handelen; het is een manier van leven die inhoudt dat, als het goed is, je hele dagelijkse bestaan door je geloof gevormd wordt. Dit blijkt vooral duidelijk in kerkdiensten en andere christelijke samenkomsten waar men elkaar ontmoet voor gebed en eredienst. Het christelijk geloof kent enorm veel verschillende vormen, door verschillen in cultuur, klimaat, geografie, traditie en theologie. Het onderwerp spiritualiteit maakt deel uit van deze manier van leven.
Drie factoren die van invloed zijn op de vorm/kleur die de spiritualiteit aanneemt
- Persoonlijke omstandigheden. Elke individuele christen heeft een eigen achtergrond, persoonlijkheid, plaats op de sociologische kaart, en bovendien een eigen ‘invalshoek’ voor wat betreft de belangrijkste geloofspunten. Persoonlijkheid is dus heel belangrijk in verband met spiritualiteit.[4]
- Kerkelijke omstandigheden. Verschillende christelijke gemeenschappen hebben heel verschillende opvattingen over het leven als christen, wat vaak verband houdt met theologische keuzes of dogma’s die hen van andere groepen onderscheiden. Het is daarom van belang om enige basiskennis te krijgen van de diverse stromingen in het christendom die in de moderne wereld aanwezig zijn.
- Houding ten opzichte van de wereld, de cultuur en de geschiedenis. Sommige soorten spiritualiteit zijn sterk wereldverzakend. Zij beweren dat men pas werkelijk christen kan zijn door zich uit het dagelijkse leven terug te trekken. Anderen stellen juist dat authentiek christelijk geloof alleen gevonden wordt door zich bij de wereld betrokken te weten. Het is belangrijk te beseffen dat deze verschillen dwars door kerkmuren heenlopen. Er zijn bijvoorbeeld vormen van protestantisme die zich sterk met de wereld engageren, terwijl andere zich van de wereld distantiëren, met name van wereldse houdingen tegenover macht en geld. Protestant-zijn (of welke denominatie dan ook aanhangen) betekent dus niet automatisch dat iemand een positieve of negatieve instelling ten opzichte van de wereld inneemt.
Korte samenvatting over geloof en geloofsbeleving
De mens is in zijn bestaan door God en zijn handelen aangegrepen. Wij zijn daarin allen recht voor Gods aangezicht geplaatst. Het leven van ieder mens moet daarom nu radicaal verstaan worden als een ‘leven voor Gods aangezicht’. Dat geldt voor een ieder die gelooft, ja, voor een ieder die leeft!
Ik stel vast, dat de gemeente van Jezus Christus als kerk der eeuwen geleefd heeft en leeft van Gods barmhartige en beslissende keuze voor ons mensen, zoals maximaal en finaal bewezen in zijn Zoon Jezus Christus.
Met Israël is God in ontferming zijn verbond aangegaan, dat Hij met de gemeente van zijn Zoon, onze Here Jezus Christus, verbrede en verdiepte. Naar de verkiezing van zijn genade zal God met Israël en de gemeente alsook met de wereld zijn doel bereiken en voltooien (Rom.9-11; Openb.10-22).
God vraagt en verwacht daarbij een persoonlijke reactie op zijn liefde, mede als gevolg van de genadige inwerking van de Heilige Geest aan wie het Evangelie horen. Toch is geloven en geloofsbeleving geen louter individuele zaak. Gelovigen behoren bij een geloofsgemeenschap en zo zijn we op reis door het leven en groeien we in onze relatie met God en elkaar. Geloven, geloofsgemeenschap en geloofsbeleving behoren voluit bij elkaar! [5]
De innerlijke belijdenis en ervaring van het ‘in Christus’ zijn (Gal.2:20) en het leven in het krachtenveld van de Heilige Geest nemen van oudsher in de christelijke geloofstraditie een zeer belangrijke plaats in. Dit is voluit de christelijke ervaring van de vrede Gods, die alle denken en gevoelen te boven gaat (Fil.4:7). Geloven en beleven behoren voluit bij elkaar![6]
3. In hoeverre is de Evangelische Beweging[7]
een product van de ‘belevingsmaatschappij’?
Vanuit historisch oogpunt bekeken is de Evangelische beweging natuurlijk geen product van de belevingsmaatschappij. De Evangelische beweging is zeer oud, de belevingsmaatschappij (afhankelijk van de definiëring) is hooguit vijftig jaar, in al haar ontwikkeling.
Sinds de reformatietijd van de zestiende eeuw werd de benaming ‘evangelisch’ gebruikt om er bepaalde groepen protestantse christenen mee aan te duiden. Zelfs Maarten Luther en de zijnen werden vanwege hun nadruk op het gezag van de Bijbel door hun tegenstanders als ‘Evangelici’ aangemerkt. Vanaf de achttiende eeuw kreeg het begrip ‘evangelical’ een meer specifieke invulling. Bijvoorbeeld de methodistische opwekkingsbeweging van John Wesley en George Whitefield die zich vanuit Engeland naar Noord-Amerika verspreidde werd als ‘evangelical’ aangeduid. Evangelical groepen en organisaties maakten deel uit van een brede internationale stroming die onder verschillende benamingen sterke nadruk legde op persoonlijke vroomheid en levensheiliging. Te denken valt aan het Engelse puritanisme (17de eeuw) en methodisme (18de eeuw), het Duitse piëtisme (17de en 18de eeuw), de Nadere Reformatie in ons land (17de en 18de eeuw), de Amerikaanse Awakenings en Revivals (18de en 19de eeuw) en het meer Europese Reveil van de 19de eeuw.
Voor de Evangelische beweging in Nederland van de 20ste eeuw denken we aan christen van orthodox-protestantse signatuur, binnen en buiten de traditionele kerken, die zich aangetrokken voelen tot de sfeer van opwekkingsgroepen en parakerkelijke (niet aan één kerkgenootschap gebonden) organisaties.[8]
Hoe je het wendt of keert, de huidige belevingsmaatschappij zal toch door weinigen eerder gedateerd worden dan de tweede helft van twintigste eeuw (zeg maar vanaf 1960). Duidelijk is wel, dat in de Nederlandse situatie dit eveneens de periode is waarin de Evangelische gemeenten zich in ons land sterker begonnen te profileren. Vanaf de zestiger jaren van de vorige eeuw maakten Evangelische organisaties, gebedskringen, koffiebars en bijbelstudie-groepen een bloeiperiode door. Er ontstonden onafhankelijke huisgemeenten, Evangelische gemeenten en onder welke creatieve benaming men ook maar deze min of meer charismatische geloofsgemeenschappen gaf. In 1967 werd de Evangelische Omroep opgericht, geloofszendingen sloten zich in 1973 aaneen tot de Evangelische Zendingsalliantie (EZA) In 1977 richtten christenen uit reformatorische kerken en de zogenoemde ‘vrije groepen’ de Evangelische Hogeschool op. In 1979 werd de Evangelische Alliantie (opnieuw) opgericht met als doel christenen en christelijke organisaties samen te binden in een werkgemeenschap die zich ten doel stelt de evangelieverkondiging en de opbouw van het geestelijke leven te stimuleren.
De huidige Evangelische beweging verenigt in zich de volgende geloofskenmerken, die ik hier beschrijf vanuit mijn eigen standpunt als evangelisch predikant:
- wij zijn orthodox-protestant, wat wil zeggen dat men zich baseert op de kernpunten van de reformatorische orthodoxie en zich verzet tegen vrijzinnig denken en moderne Bijbelkritiek
- wij zijn ervaringsgericht, wat wil zeggen dat de nadruk ligt op de mogelijkheid en noodzaak van individuele Godservaring in wedergeboorte, bekering, levensheiliging door het leven in afhankelijkheid van de Heilige Geest.
- wij zijn opwekkingsgezind, wat wil zeggen dat we verlangen naar een geestelijke geloofsvernieuwing (opwekking) in ons eigen leven en in dat van ons volk.
- wij zijn missionair, wat wil zeggen dat evangelische verkondiging in woord en daad is gericht op redding en vernieuwing van mensen tot verheerlijking van God.
- wij zijn maranatha-christenen, wat wil zeggen dat we uitzien naar de wederkomst van Jezus Christus en de hoopvolle verwerkelijking van het koninkrijk van God op aarde, waarnaar we ons leven bewust inrichten.
Het zijn vooral de tweede en de vierde kenmerkende ‘eigenschap’ die Evangelischen gevoelig maakt voor het belevingselement zoals dat in onze huidige maatschappij zich voordoet.
- In hoeverre sluit de Evangelische beweging met de nadruk op de subjectieve beleving aan bij de maatschappelijke trend van de belevingscultuur?
- Hoe is dat te merken in Evangelische gemeenten?
De vraag naar het ‘in hoeverre’ is een vraag naar maat: tot op welke hoogte. Deze normeringsvraag wordt gewoonlijk beantwoord in termen van concrete gegevens. Omdat een trend slechts in vele uitingen te beschrijven valt en de aansluiting bij zoiets tamelijk onbestemds dus ook niet al te concreet gemaakt kan worden, houd ik het bij aanduidingen. Eerst iets over de nadruk op de zogenoemde ‘subjectieve’ beleving. Wat is dat? Eenvoudig gezegd gaat het om een mening die erg afhangt van een persoonlijke zienswijze. Het gaat dus om een mening die uit eigen opvatting of gevoel voortkomt. Het subjectieve sluit bijvoorbeeld sterk aan bij individualisme dat mede onze cultuur bepaalt.
De vraag kan op een andere, mogelijk verhelderende manier worden ingebracht:
Wat is er vast te stellen van de wijze waarop de door Evangelische gelovigen gedeelde geloofsbeleving raakvlakken heeft met de sterke neiging naar gevoelsuitingen in de huidige samenleving.
Ik hoop dat dit vertolken van de vraag enige duidelijkheid geeft.
Het onderwerp is dus gericht op gevoelsuitingen, zoals we die dagelijks in de maatschappij en nu ook vaak en vaker in de christelijke gemeente tegenkomen. Ik schets nu raakvlakken:
Een voorbeeld uit de maatschappij: in het politieke debat golden gewoonlijk vooral de argumenten als steekhoudend. Een goed debat wordt gehouden op basis van concrete ‘bewijsvoering’, die met stelt om op grond daarvan een conclusie te trekken. De aangevoerde bewijsgronden worden verstandelijk ‘afgewogen’ en leiden veelal tot een weloverwogen besluit. Vandaag de dag wordt echter door een toenemend aantal politici de discussie niet meer alleen op basis van argumenten gevoerd, maar zetten vooral de gevoelens de toon. Op basis van stevig taalgebruik (kwetsend, ongevoelig of wreed) worden mede door opgewekte gevoelens van verontwaardiging besluiten anders genomen. Daardoor worden er andere besluiten genomen dan op grond van zuiverder rationeel afwegen van argumenten en feiten gebeurd zou zijn. Waarheid en gevoel komen hier pijnlijk tegenover elkaar te staan.
Voorbeelden uit de christelijke gemeente: behalve dat ook in de leidinggevende raden van kerkgenootschappen gevoelvolle taal veel vaker en ook bewuster meedoet in de meningsvorming, zien we dit verschijnsel waarheid tegenover gevoel bijvoorbeeld in de liturgie opduiken. De berijmde psalmen bezingen wel degelijk de geloofsrelatie ook uit in gevoelstermen, maar veel minder bewust en (wat ik noem) geforceerd dan wat we zingen in Opwekkingsliederen. Gevoelsuitingen hebben in steeds meer liederen uit de Opwekkingsbundel de toon gezet. Waardoor je in Evangelische samenkomsten tijdens de zangdiensten mensen ziet huilen. Ze worden diep innerlijk geraakt en bewogen door wat ze zingen. Op het gevoel aangepaste melodieën, gespeeld door ‘dichtbije’ instrumenten ondersteunen dit gevoelsmechanisme. Wanneer de tekst van het lied gedragen wordt door bijbelse waarheid, dan is dit een goede, christelijke uiting van ons geloof. Er zijn echter ook liedteksten waar een denkend christen zich fronsend vragen bij de inhoud stelt. Dan zie je de spanning tussen waarheid en gevoel concrete vormen aannemen!
Die spanning tussen waarheid en gevoel geldt bijvoorbeeld ook voor de gevolgen van het individualisme van onze tijd. Telkens moeten we nieuwe keuzes maken en onze eigen weg kiezen (zo lijkt het wel). Die manier van denken beïnvloedt ons geloof. Veel evangelische aanbiddingsliederen zijn geschreven in de eerste persoon enkelvoud. Het gaat om jou! We worden geacht een persoonlijke keuze voor Jezus te maken en Hem persoonlijk te loven en te prijzen. Daardoor ontstaat er een eenzijdige nadruk op het eigen gevoelsleven die erop kan uitlopen dat gelovigen die menen in hun eigen geloofsgemeenschap niet aan hun (subjectieve) trekken te komen, gaan ‘relishoppen’ en daarom van gemeente veranderen. De Bijbel leert ons dat gelovigen elkaar in een trouwe geloofsgemeenschap nodig hebben om zoveel als maar mogelijk is ‘samen te zoeken naar het plan van onze Heer’.[9]
Tijdens een gemiddelde orthodox-gereformeerde kerkdienst zal de gemeentezang door zo’n prachtig kerkorgel worden begeleidt en ondersteund. Het Woord staat centraal. In een meer evangelisch getinte samenkomst of tijdens de kerkdienst van een Pinkstergemeente geeft een zangleider of zangleidster vorm en inhoud aan de lofprijzing. Begeleid door piano, drum, dwarsfluit of viool gaan zij de gemeente voor in haar ‘eredienst’. De moderne ‘band’ met geluidsinstallaties en lichten, beamerschermen of videowalls horen bij de huidige cultuur en zie je in veel Evangelische samenkomsten functioneren. De lofprijzingsdienst met geloofs- en gevoelsliederen alsook het open, vrije gebed hebben een eigen plaats in de ‘liturgie’. In meer orthodox-evangelische samenkomsten is de ‘voordienst’ echter wel degelijk eveneens bedoeld als concrete opmaat voor de prediking.
Over het verschil in cultuur of stijl die past bij het koninkrijk van God en cultuur of stijl die je vindt in de wereld van performance en massameetings wordt m.i. veel te weinig nagedacht.
De eredienst van sommige reformatorische kerken wordt in het algemeen door jongeren als nogal afstandelijk en onpersoonlijk ervaren. De eredienst van Evangelische gemeenten spreekt over het algemeen jongeren sterk naar de beleving, terwijl daar nu juist de ouderen bijvoorbeeld het geluidsvolume moeilijk te verdragen vinden.
Samengevat: De Evangelische Beweging sluit op vele manieren aan bij heel wat elementen van de huidige belevingscultuur. Te denken valt aan: kerkinrichting, liturgie, nadruk op de kleine gemeentekring binnen de grotere geloofsgemeenschap; kleinschalige gemeenschappen en grootschalige bijeenkomsten, concrete manieren uitwerken van geloven in het dagelijkse leven. De aansluiting wordt gevonden, juist vanwege het in al die uitingen en geloofsontmoetingen meer of minder sterk benadrukken van het gevoelsleven. Deze nadruk op de subjectivering van gevoel, emoties en belevingen in de christelijke kerk in het algemeen levert mooie, maar ook moeilijker gedachten en gevoelens op. Het zorgt voor het concrete aanspreken van mensen, waardoor gemeentegroei ontstaat. Maar het is bij onevenwichtig gebruik of overaccentuering eveneens een bron van onbehagen en onzekerheid. Begrijpelijkerwijs reageren individuen en groepen (ouderen/jongeren etc.) nogal verschillend op de invloeden van de huidige belevingscultuur in kerken en andere geloofs-gemeenschappen.
- Wanneer is de huidige trend naar ervaring en beleving naar boven gekomen?
In de studies van het boek ‘Alles wat je hart begeert?’ een christelijke oriëntatie in een op beleving gerichte cultuur’ (Jan van der Stoep, Roel Kuiper, Timon Ramaker (red.).[10] wordt daar door Arthur Zijlstra een hoofdstuk (3) aan gewijd. Hij zoekt naar bronnen en drijfveren van de belevingscultuur in de moderne westerse samenleving en begint zijn analyse met de culturele revolutie in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Met name sinds die roerige zestiger jaren (ook mijn jeugdjaren) wordt duidelijk dat de rede niet ondubbelzinnig leidt tot een beheersbare en betere wereld. Het verstand lijkt niet langer de betrouwbare gids van de moderne mens…
De krachten die tot de cultuuromslag hebben bijgedragen worden opeenvolgend benoemd en in verband gezet. Ook worden de uitwerkingen van de Reformatie onder de loupe genomen. Met name bij Calvijn vindt een eerherstel plaats van de zintuiglijke waarneming en in het verlengde hiervan van de lichamelijkheid. Wat positieve aanknopingspunten blijkt op te leveren voor een bijbels getransformeerde opvatting van beleving en belevingscultuur. Verlichting en romantiek worden als seculariseringen beschouwd.
4. Wanneer spreken we over een te grote nadruk
op beleving en spirituele ervaringen?
De vraag naar een te grote nadruk op wat dan ook, is een vraag naar normering. Het begrip ‘te’ geeft aan dat er grenzen overschreden worden. Dit roept de vraag op naar een gemeenschappelijke ‘noemer’, ofwel een criterium dat beoordeelt.
Gelet op mijn toelichting bij de verschillende vormen van onze persoonlijkheid en daaruit voortkomende ‘geloofstypen’ (zie Bijlage I), zullen we allereerst vaststellen dat mensen zeer verschillend zijn. Wat voor de een te veel is, beschouwt de ander mogelijk als te weinig…
Het gewone leven leert ons verder dat ieder van ons sterke en zwakke, mooie en moeilijke, lichte en donkere kanten, heeft. Het is vooral voor jezelf waardevol om te weten waarom je op bepaalde gebeurtenissen reageert zoals je dat doet, omdat dit je rust geeft in het aanvaarden van je eigen oordeel over de dingen.
Waarom vind je iets mooi of lelijk? Waarom word je van iets blij of boos, vrolijk of verdrietig? Waarom vind je dat een bepaalde manier van het geloof beleven of jezelf erin uiten opbouwend of juist storend is? Dat zijn belangrijke identiteitsvragen.
Emotioneel-sociale vaardigheden
Van belang in al die vraag naar normering en grenzen is een zekere mate van nuchtere openheid. In elk geval is het winst dat we onze eigen gevoel- en verstandsreacties kunnen laten merken en herkennen. Van belang is dat we onze eigen mening kunnen laten horen of kunnen instemmen met die van anderen. Van belang is dat we elkaar vragen kunnen stellen om tot een beter begrip van onszelf en anderen te komen. Zo is het eveneens wezenlijk dat wij het ergens mee ééns of oneens kunnen zijn en dit, indien nodig (op een wijze en verstandige manier), bekend kunnen maken. Het is goed om het geloven en beleven van een ander te kunnen waarderen. Maar het is net zo goed om je beoordelende kritiek in argumenten te kunnen uiten. Daarvoor zal ieder van ons moeten leren een eigen, evenwichtig standpunt in te nemen en leren dat met respect te verwoorden. Zulk verwerken van wat we beleven en erop reageren, behoort tot onze emotioneel-sociale vaardigheden. Juist christenen zullen het naar mijn idee van belang vinden daarin te ontwikkelen en te groeien. Het is daarbij goed te bedenken dat ruzie niet het leefgebied behoort te zijn waar een christen zich in thuis voelt. Tot vrede zijn wij geroepen! [11]
Hoe leren wij het eigen doen en laten en dat van anderen op een christelijke manier beoordelen?
Wat of wie is onze norm?[12] Wie of wat bepaalt de grenzen van het voor ons bevattelijke of toelaatbare? Zijn die grenzen stabiel en constant of is juist ook daar persoonlijke groei of de invloed van onze cultuur en maatschappij in te merken? Voor een antwoord op deze vraag naar normering en de plaats van de Bijbel daarin, verwijs ik naar de lezing van drs. H.G. Leertouwer, die hij 2 september jl. hield op de Haamstedeconferentie.[13] Hij schetst daar op naar mijn mening heldere en steekhoudende wijze een aantal ontwikkelingen in de jongerencultuur binnen de gereformeerde gezindte. In het bijzonder waar het gaat om de normering die wij christenen hebben gekregen in de Bijbel neemt hij de huidige situatie onder de loupe. En de veranderingen die we daarbij ondervinden onder invloed van de ons omringende cultuur. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd, dat deze evenwichtige benadering van Leertouwer eveneens voor evangelische (ouderen en) jongeren opgaat.
De tekst is opgenomen als Bijlage II.
Wat normeert ons christelijke (geloofs)leven?
- De Bijbel is voor christenen de lamp voor onze voet en een licht op ons levenspad. Baken en richtsnoer. Maar de Bijbel moet worden uitgelegd, toegelicht en toegepast. Dus is een goede methode van exegese en hermeneutiek (uitlegregels) van groot belang. Gelovige christenen beroepen zich op de Bijbel, voor leer en leven, voor zaken als moraal en ethiek, d.w.z. in zaken van leven en dood.
- In het bijzonder gelden de Tien Geboden voor christenen als de grote lijn van Gods wil en wet voor het leven.
- Daarbij gevoegd zijn vooral de woorden van Jezus in de Bergrede en de uitwerking daarvan in de prescriptieve gedeelten uit de Evangeliën en de brieven van de apostelen als normgevend voor ons christenleven.
Voor een duidelijke uiteenzetting over de actualiteit van de Bijbel als normgevend voor leer en leven verwijs ik naar het boekje ‘Sola Scriptura’, De actualiteit van de gereformeerde visie op de Schrift, dr. J. Hoek (red.), Heerenveen 2008.
Wat normeert een christelijk gevoelsleven en de vele soorten uitingen en ervaringen daarvan in de christelijke geloofsgemeenschap?
- Uiteraard is ook daar opnieuw de Bijbel het eerste ‘instrument’ om voor normering op terug te vallen. Maar ieder zal begrijpen dat daarmee niet alles is gezegd. Vooral niet vanwege het interpreterende karakter en omdat de vele mogelijke ervaringen en geestelijke belevingen niet per se allemaal genoemd zullen worden.[14]
- Het christelijk geloof- en gevoelsleven wordt voor orthodoxe gelovigen, zowel reformatorisch als gereformeerd als evangelisch[15], principieel bepaald door Woord én Geest. Over de verhouding van invloed tussen Woord en Geest wordt verschillend gedacht[16], maar duidelijk is dat de Heilige Geest onszelf en de bijbelwoorden levend maakt (2Cor.3:6) en daardoor grote invloed heeft op ons geloof- en gevoelsleven.[17]
- Verder is daar dan de beschreven of ongeschreven visie van een geloofsgemeenschap over christelijke waarheden, waarden en normen (veelal beschreven voor zaken binnen de eigen kring). Denk voor reformatorische kerken en kringen bijvoorbeeld aan de tweeslag: Schrift en Belijdenis[18], waarin de belijdenis dan vaak staat voor ‘belijden, beleven en al dan niet doen’.
- Elke geloofsgemeenschap kent ook haar eigen stelsel van regels over wat als gewoon of buitengewoon, geaccepteerd of niet acceptabel wordt aangemerkt. Wanneer bijvoorbeeld in een gemiddelde PKN-kerk van gereformeerde bondssignatuur op een zondagmorgen tijdens de samenkomst een broeder (of zuster…) een ‘woord van God’ in profetische zin zou uitspreken (al dan niet in tongentaal en dan dus met vertolking door dezelfde broeder of zuster of iemand anders, zie 1Cor.14), dan zouden de reacties en meningen daarover wel eens heel anders kunnen uitvallen dan wanneer dit in een gemiddelde Evangelische- of Pinkstergemeente gebeurt.
Jonathan Edwards over gevoelens en ervaringen[19]
Mij is geen andere theoloog bekend dan Jonathan Edwards (1703-1758), die zo specifiek en nadrukkelijk regels heeft opgesteld om de vragen naar spirituele uitingen en ervaringen te beoordelen. Uit zijn boek Religieus Affections is een uittreksel genomen en door het Boekencentrum samen met de George Whitefieldstichting vertaald uitgebracht onder de titel Geen geloof zonder gevoel. Over de ervaring waarop het aankomt. Zoetermeer 1999.
Uit dit boek leg ik de volgende normerende regels voor, die zaken aangeven welke geen bewijs zijn dat onze gevoelens voortkomen uit een echte bekeringservaring. In het boekje wordt bij elk van de regels een brede uitleg gegeven, die zeer verduidelijkend is. Uit een groter aantal heb ik een keuze gemaakt.
Zaken die niet per se een bewijs zijn dat onze gevoelens voortkomen uit een echte bekeringservaring
- De kracht en hevigheid van onze emoties bewijst niet of ze wel of niet geestelijk zijn
- Lichamelijke reacties bewijzen niet dat onze gevoelens wel of niet geestelijk zijn
- Dat onze geloofservaringen veel enthousiasme en bereidheid om over het geloof te praten voortbrengen, bewijst niet dat deze ervaringen wel of niet geestelijk zijn
- Dat onze gevoelens gepaard gaan met een bijbelvers, bewijst niet of onze gevoelens wel of niet geestelijk zijn
- Dat we een liefdevol gevoelsleven lijken te hebben, bewijst niet dat het wel of niet geestelijk is
- Dat we veel verschillende gevoelens hebben, bewijst niet dat ze wel of niet geestelijk zijn
- Dat onze ervaring bewerkt dat we veel tijd besteden aan uiterlijke geloofsbeleving, bewijst niet dat deze wel of niet geestelijk is
- Dat onze gevoelens ons God doen prijzen met onze mond, bewijst niet dat ze wel of niet geestelijk zijn
- Dat onze gevoelens heilszekerheid bewerken, bewijst niet dat ze wel of niet geestelijk zijn
- Dat we ontroerend kunnen vertellen over onze gevoelens, bewijst niet dat ze wel of niet geestelijk zijn
Uit het boek leg ik hierna de volgende kenmerkende gegevens van echte geestelijke gevoelens voor. Alvorens over te gaan tot die uiteenzetting, geeft Edwards een paar korte inleidende opmerkingen. Het gaat dus om bespreking van kenmerken waaraan je geestelijke gevoelens kunt onderscheiden. Maar hij wil eerst deze uitgangspunten noemen, en schrijft dan:
- Ik wil geen richtlijnen geven om feilloos te kunnen onderscheiden tussen echte en onechte geestelijke emotie in anderen. Zulke pogingen zijn arrogant. God heeft ons niet in staat gesteld om feilloos te onderscheiden tussen schapen en bokken binnen de christelijke gemeente. Dit vermogen is alleen aan Hemzelf voorbehouden.
- Ik ben niet van plan christenen van wie het hart kil geworden is zekerheid te bieden over hun behoud. We krijgen die zekerheid niet door zelfonderzoek, maar door in actie te komen (2Pet.1:5-7).
- Het is niet mijn bedoeling om met de richtlijnen die ik geef schijnheilige mensen te overtuigen die misleid zijn door fantasierijke openbaringen en die daar hun zekerheid aan ontlenen. (…) De richtlijnen die ik geef, zullen zeer bruikbaar zijn voor … ware christenen bij wie echte en onechte gevoelens door elkaar lopen.
Kenmerken van echte geestelijke gevoelens
- Echte geestelijke gevoelens komen voort uit de geestelijke, bovennatuurlijke en goddelijke inwerking op het hart
- Een geestelijk gevoelsleven is gericht op de schoonheid van geestelijke dingen, niet op ons eigenbelang
- Aan geestelijke gevoelens ligt de morele volmaaktheid van geestelijke dingen ten grondslag
- Geestelijke gevoelens komen voort uit geestelijk inzicht
- Geestelijke gevoelens leiden tot de overtuiging van de realiteit van de dingen van God
- Geestelijke gevoelens gaan altijd hand in hand met geestelijke nederigheid
- Geestelijke gevoelens gaan altijd hand in hand met een veranderde natuur
- Echte geestelijke gevoelens onderscheiden zich omdat ze een christelijke hartsgesteldheid van liefde, nederigheid, vrede, vergeving en barmhartigheid aanmoedigen
- Echte geestelijke gevoelens maken het hart zacht en gaan hand in hand met een zachtmoedige, christelijke hartsgesteldheid
- Echte geestelijke gevoelens zijn prachtig in balans
- Echte geestelijke gevoelens bewerken een verlangen naar grotere heiligheid
- De vrucht van een echt geestelijk gevoelsleven is een christelijke levenswandel
- Een christelijke levenswandel is voor anderen het belangrijkste bewijs van de echtheid van iemands bekering
- Voor iemands eigen geweten is een christelijke levensstijl een betrouwbaar bewijs van zijn bekering
5. Hoe biedt christelijke geloofsbeleving tegenwicht
aan een onevenwichtige nadruk op spirituele ervaringen?
Ik wil eerst het vreemde van al die onevenwichtige nadruk op ervaring proberen uit te leggen en wel met min of meer filosofisch voorbeeld van Wim Rietkerk[20]:
Een beroemd geworden schilderij uit de twintigste eeuw heet ‘Ceci, n’ est pas une pipe’ van Renee Magritte. Dit schilderij is een statement. De schilder wilde zeggen: je ziet hier wel een pijp, maar het is er niet een. En hij heeft groot gelijk. Uit deze pijp kun je niet roken. Het is namelijk alleen maar de afbeelding van een pijp. Tegelijk heeft hij totaal ongelijk: de afbeelding van die pijp verwijst wel degelijk naar een reëel bestaand object: de pijp. Die is niet denkbeeldig, maar bestaat echt.
Woord, beeld en zaak
Er is sinds de aanvang van menselijke cultuur een soort van verbond tussen woord en zaak en dat is dat er een reëel verband tussen die twee bestaat. Dat was eeuwen lang zo sterk, dat de aandacht van de lezer of de beschouwer alleen uitging naar die relatie. De relatie tussen woord en feit, beeld en verbeelde realiteit. Als je dit toepast op hedendaagse geloofstwijfel, zie je dat deze twijfel ‘van onze eeuw’ is of er achter de symbolen, woorden en beelden wel een werkelijkheid bestaat. Voor sommige gelovigen komt dat soms als een schok. Dat geldt naar het blijkt extra voor orthodoxe gelovigen. Zou God er wel echt zijn? Of: zou Hij wel zo zijn als er van Hem gezegd of geschreven wordt? We zijn in een tijd gekomen waarin onze relatie met het woord (of belangrijker nog: het beeld!) belangrijker gevonden wordt dan onze relatie met de realiteit waar dat woord voor staat.
Daar zitten wij nu midden in. En de ellende is niet te overzien. In een extreme vorm is dit ooit eens door de heer Kuitert zo onder woorden gebracht: ‘alles wat over Boven gezegd wordt, komt van beneden’. Dat betekent voor hem: de relatie tussen het woord en de door de woorden beschreven zaak doet er niet toe. Het enige wat ertoe doet, is de relatie tussen het subject (u, ik, de auteur) en het woord (of het beeld).
Heel tekenend postmodern is het volgende voorbeeld van een beginnende bijbelstudiegroep, waar de kringleider zegt: ‘beste mensen, laten we opletten dat we niet in allerlei vervelende gesprekken verzeild raakt over wat die bijbeltekst toen en daar betekende. Je kunt dat voorkomen door eerst de vraag te stellen: wat doet die tekst met jou! En daar kun je dan op doorgaan. Dan krijg je een goede avond.’
Dit is een goed voorbeeld van wat ik bedoel: het enige wat telt, is wat het beeld of de tekst doet in relatie tot mijzelf. Niet van belang lijkt of de werkelijkheid beantwoordt aan die tekst of dat beeld. Sterker: er is voor deze visie in uitgewerkte vorm geen werkelijkheid waarnaar de tekst of het beeld verwijst! Ofwel: ‘God bestaat niet’, zoals een vóór ‘zijn hype’ totaal onbekende dominee Hendrikse deze oeroude dwaling nu in een modern jasje formuleert. Breedvoerig praten over wat ‘bestaan’ betekent is prima, als de waarheid (hoe ingewikkeld ook) maar niet aangetast en de werkelijkheid (hoe ingewikkeld ook) maar niet onbestaanbaar gedacht wordt. Want als je dat wel doet, heeft het de indruk van verlakkerij.
Kijk, de werkelijkheid van God wordt door al dat filosoferen en onbijbelse voorstellen van mensen uiteraard niet aangetast. Maar toch, hoe ernstig is dit alles, want door God onbestaanbaar te verklaren, verdwijnen voor wie erin gelooft ook andere werkelijkheden waarover in de Bijbel wel degelijk wordt gesproken, zoals b.v. de hemel en de hel. Met God verdwijnt in deze oeroude vrijzinnigheid de zondeval en de historiciteit van de bijbelse boodschap. Het speelt zich dan allemaal af tussen jou en het woord, in het hoofd van de schrijver en de lezer. Die voorstelling van zaken is onbijbels, onchristelijk, oeroud en postmodern tegelijk. A strange world we live in…
Het is geen geringe opdracht om je daardoorheen te worstelen. Ik geloof overigens dat een beetje taalfilosoof deze problemen zo kan weerleggen, maar dat gebeurt tot nu toe niet. Hendrikse lukt het de handen ervoor op elkaar te krijgen: ‘God bestaat niet dan als beleving. Hou het bij de ervaring! Wat er achter de woorden ligt, zal geen sterveling ooit weten. Echt religieuze ervaring is te vinden in de symbolen die de mens zelf aanbrengt bij het leven. Je ondergaat een natuurervaring en haast ongemerkt rolt er uit je mond: God, wat mooi.’ Deze terugval op de ervaring regeert alles als de slotconclusie wordt: God is er niet, maar Hij gebeurt. Sterker nog, het wordt: wij laten God gebeuren…, bestaan…’ Omkering der dingen!
Waar moeten we tegenwicht aan bieden?
Aan onevenwichtige nadruk op (on)geestelijke ervaringen zullen we een bijbels- en christelijk verantwoord tegenwicht moeten bieden. Maar dan evenzeer aan het gemis van evenwichtige nadruk op geestelijke ervaringen! Hoe belangrijk is christelijk evenwicht, zoals dat ontstaat door liefde, wijsheid en geduld als gaven van de Heilige Geest. Dit heeft alles van doen met onze levenshouding en levenswandel als christen in de wereld. De invloed van de wereldse manier van gevoelsbeleving is wel degelijk voor ieder van ons aanwezig. Maar de invloed van Gods Heilige Geest, die op een geestelijke manier onze gevoelsbeleving heiligt, mag daarom niet afwezig zijn of raken!! In de berijmde Psalm 25 zingen we niet alleen ‘Gods verborgen omgang vinden zielen waar zijn vreze (eerbied) in woont. Ook komen we hier de vraag naar de evenwichtige christelijke levenswandel tegen: ‘Wie heeft lust de Heer te vrezen (eren), ’t allerhoogst en eeuwig goed? God zal zelf zijn leidsman wezen, leren hoe je wandelen moet’!
Tegenwicht wordt geboden wanneer christenen van welke denominatie dan ook zich (weer) realiseren dat het in christelijke geloofsbeleving wel degelijk gaat om daadwerkelijk leven en gevoelsleven als reactie op een historische gebeurtenis! Het vieren van ons geloof heeft een ‘object’, d.w.z. een in de mensengeschiedenis plaatsgevonden reële gebeurtenis, en is daarom van historische aard. Je kunt dit vergelijken met een feest dat we houden in ons persoonlijke leven, een verjaardag of een huwelijksjubileum. Wij die geloven vieren de zondag als viering van sabbat!, een heilig en apart gezette tijd om te gedenken wie God is en dat Hij zijn goedheid aan ons bewezen heeft (Ex.20:8). Zo vieren we o.m. de geboorte, het lijden en (plaatsvervangend) sterven om onze zonden te boeten en de opstanding van Jezus Christus. Zo vieren we doop en avondmaal.
Onze vreugde en dankbaarheid baseren zich daarbij op gebeurtenissen, waar we bij stilstaan, waarvan we de betekenis betrekken op ons dagelijkse leven en waarop we vierend reageren omdat die historische feiten zo groots en indrukwekkend zijn en ingrijpend voor ons eigen bestaan. Onze gevoelens komen daar ten volle bij in betrekking wanneer we ze onszelf aantrekken en ze op ons eigen leven betrekken. In die gebeurtenissen laat de Bijbel ons zien dat de omwenteling (bekering in diepste zin) van mijn verloren naar mijn door God gevonden en gewonnen leven is voltrokken.
Als in het NT de overweldigende vreugde en de alles overwinnende liefde worden gepredikt, is het een voluit christelijke gevoelsreactie wanneer wij op grond van het volbrachte werk van de Here Jezus en het ontvangen van de Heilige Geest ons leven richten op en inrichten naar een vreugde- en hoopvolle toekomst. Blijdschap en dankbaarheid zijn hier m.i. passende gevoelsreacties.
6. Wat is van belang voor Reformatorische en Evangelische
gelovigen en christelijke gemeenten als het gaat om
evenwichtige geloofsbeleving?
Welke gevoelens komen wij in de Bijbel (en het leven van moderne gelovigen) tegen?[21]
In de verhalende stof van het Oude Testament lezen we over gevoelens van (vaak hevige) jaloezie, toorn, woede, begeerte, liefde, vreugde en blijdschap, smart en wenen, schoonheid en heerlijkheid.
Wat het Nieuwe Testament betreft valt op dat dezelfde gevoelens genoemd worden, maar ook dat een aantal van deze met geloof en openbaring samenhangende gevoelens vaker en nadrukkelijker voorkomen dan in het OT.
Begrenzing
Goede gevoelens worden scherp tegenover verkeerde afgegrensd (Gal.5:22,23 t.o.v. 19-21). Het ‘Hooglied van de liefde’ in 1 Korinthiërs 13 contrasteert eveneens liefde, goedheid, lankmoedigheid, vergevingsgezindheid, waarheidsliefde en verdraagzaamheid met afgunst, trots, opgeblazenheid en egoïsme. Het gevoelsleven wordt in het NT sterk aan morele categorieën verbonden.
De Bijbel beschrijft voldoende om te weten wat God aanmerkt als geestelijke ervaringen, maar ook waar Hij ons leven voor wil bewaren en tegen wil beschermen. In de ethische lijsten met bemoediging en vermaning, zoals we die vaak vinden aan het einde van hun brieven zijn de apostelen duidelijk genoeg, dunkt me (1Cor.13; Gal.5; Ef.5; Col.4; 1Thess.4,5; 1Tim.5). En als er onverhoopt eens geen duidelijkheid is over het al dan niet geestelijke gehalte van een uiting of als geestelijk aangemerkte gebeurtenis die we meemaken, dan lijkt mij de raad van mijn vader zaliger een wijze: ‘weet wie je bent, word wat je bent en ken je grenzen’.
Een voorbeeld van het keuzecriterium
Nogal wat amusement dat door niet christelijke (wereldse) evenementen geboden wordt, komt veelal als rusteloos zoeken van genotzucht op mij over. Omdat ik daar in het geheel niet van hou en daar niet van kan leven, kies ik ervoor om daar niet bij te zijn. Wat ik ervan heb meegemaakt of gezien, komt op mij over als een enorme verplatting van de werkelijkheid. Overdrijving en overbenadrukken van het seksuele tot in het dwaze. Zogenoemde geestverruimende middelen moeten helpen de kick steeds verder op te rekken, te vergroten. Uiteindelijk blijken middelen als drank en drugs het leven van wie er naar haakt en wie er bij blijft in het grote gevaar van verwoesting te brengen.
Het massale van groots amusement geeft mij in het algemeen geen goed gevoelen. Het grote aantal mensen en het grillige ‘bewegen’ van zo’n enorme groep liggen mij niet. Verder heb ik het geschonken leven zeer lief en kies bewust niet allen vóór (de vreugde van het christelijk geloven en leven), maar ook tégen (massa, overmatigheid, vergeefsheid, uitzichtloosheid en verplatting, hoe stralend, overtuigd of opgefokt die ook maar aangeboden wordt).
Welke gevoelsuitingen komen wij tegen (in christelijke kerken en – bijeenkomsten)?
Wat ik zelf ben tegengekomen is natuurlijk niet maatgevend voor wat er gebeurt. Maar om het wat dichtbij te houden, geef ik aan wat in mijn gehoor- en gezichtsveld is gekomen als uitingen van (geloofs)gevoelens in de christelijke kerkdienst, tijdens pastorale ontmoetingen en voorbede en bij massale samenkomsten van gelovigen. Het bespreken van wat veelal wordt ervaren als extreme uitingen heb ik vanwege het doel van deze tekst achterwege gelaten.
Het samen zingen van geloofsliederen, met alle emoties van dien. Knielen of het opheffen van een of beide handen onder het zingen van een lied of onder gebed. Gaan staan, klappen of juichen bij het zingen van een lied, ritmisch bewegen van het lichaam. Tongentaal en vertolking van die uitgesproken ‘vreemde’ woorden, profetie en toelichting van die uitgesproken woorden, een gezicht of beeld dat iemand ziet en vertelt wat gezien werd/wordt.
In wat men noemt meer charismatische kringen zag ik mensen op een zeker moment trillen, beven, schudden en hoorde ik dat mensen zeiden dat het leek alsof ze in vuur en vlam stonden of de tintelende ervaring van elektrische stroom door zich heen voelden gaan. Sommige mensen raken blijkbaar op een zeker moment in extase, mogelijk zoals de Bijbel spreekt over geestvervoering (lett. vertrekking van zinnen), waarin het erop lijkt dat ze ‘buiten zichzelf zijn, in een soort veranderde bewustzijnstoestand.
Soms gebeurt zoiets onder voorbede of handoplegging. Overigens, zelden of nooit hoorde ik van dit soort naar mijn gevoelen extreem fysieke, door ‘geloofservaring’ veroorzaakte uitingen in een situatie waar niemand bij was… Dat komt mij vreemd voor.
Dan het in sommige meer ‘charismatische kringen’ zich voordoende verschijnsel van het zichzelf geheel verliezen en op de grond vallen. Het wordt in positieve zin wel uitgelegd als het gevolg van het feit dat mensen onder bepaalde omstandigheden zodanig onder de kracht en de heerlijkheid van God komen, dat ze niet meer op hun benen kunnen blijven staan. Ik heb het ook wel in situaties gezien als een afschuwelijke imitatie van zogenoemde geestelijke kracht, die naar mijn oprechte mening geheel berustte op psychische groepsmanipulatie en niets anders.
Heftige fysieke reacties als gevolg van ‘geestelijke invloed’ zijn mogelijk. Maar ik mag toch ook zeggen en vinden dat de gevolgen in het geloofsleven en het karakter van de mens die het overkomt dan op zijn minst positief en geestelijk verantwoord zullen moeten zijn om mijn mening erover niet negatief te laten zijn. Ik zou al die fysieke uitingen liever niet verketteren, maar zeker en in geen geval entameren of voorstaan. Het komt mij voor dat veel van zulke fysieke reacties gewoonweg ontladende lichamelijke gevolgen zijn van een psychisch overbelast innerlijk leven. Soms is er mogelijk werkelijk sprake van inwerking van de Geest op het lichaam, maar als het gebeuren tijdens grootschalige meetings plaats heeft, ben ik zeer gereserveerd door wat ik weet van intermenselijke beïnvloeding in groepen. Dan moet de vrucht eerst de boom maar typeren, voordat ik van zulke uitingen positief onder de indruk ben. De bron en oorzaak van vreemdsoortige fysieke uitingen kan naar mijn oordeel (evenals van de meeste andere gevoelens en uitingen) zijn: geestelijk, psychisch of demonisch of een combinatie van de laatste twee. De Schrift gaat ons er duidelijk in voor waakzaam te zijn en de geestelijke achtergrond van zaken te onderzoeken, beoordelen, beproeven en te toetsen (1Kor.16:13; 1Petr.5:8; 1Joh.4:1(-10); 1Thess.5:21).
De weg van de toetsing [22]
Juist vanwege de enorme hoeveelheid belevingsinformatie en de vele stromingen en bewegingen op religieus gebied is concrete toetsing van wat wordt aan ervaringen en wonderen wordt aangeboden of ervaren van erkend belang om als christen koers te houden.[23] We hebben gezien dat geloofservaringen zeer gevarieerd zijn. Evenzo is dat het geval met wat auteurs erover te schrijven hebben. Wat is het waarheidsgehalte van al die ervaringen en openbaringen waar we over horen, zien en lezen? Hoe kunnen we ze ijken? Ik noem vier criteria:
- De toetssteen van de Schrift. Zijn de hedendaagse ideeën, openbaringen, spirituele ervaringen en uitingen in overeenstemming met de grondlijnen van de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament? Ook in de Schrift treffen we het fenomeen aan van de valse profetie, wolven in schapenvracht en de nep-messiassen. Het is nog niet zo eenvoudig valse profeten te ontmaskeren, want ze hebben vaak camouflagenetten over zich heengetrokken. Ze treden op als engelen van het licht, leiders die ons al waarschuwen voor kritiek tegen henzelf (‘raak Gods gezalfden niet aan…’). Sommigen maken het al te bont (en openbaren daarmee hun kleur) als ze zelfs angst inblazen: ‘Heb geen kritiek op de gezalfde leiders, omdat je dan Gods woede op je hals zult halen…’(zie over dit eindtijdfenomeen Matt.24:1-15). ‘Zachtmoedigheid tegenover de wolven is wreedheid tegenover de schapen’.
- De toetssteen van de christelijke liefde. In de woorden van Jezus over deze dingen lezen we dat door het optreden van verleiders er een toenemende wetsverachting en verkilling van de liefde zal ontstaan (Matt.24:11,12). Het waarheidsgehalte van spirituele ervaringen wordt getoetst door waarheid-in-liefde. Ware liefde spreekt niet almaar over zelfbevestiging, zelfverwer-kelijking en de zelfbepaling van de ene mens. Hoogmoed, neerbuigendheid en subtiele verachting geeft geen enkel blijk van de christelijke naastenliefde. De toetssteen van 1Cor.13 is steeds van groot belang om te onderscheiden waarop het aankomt en waarvan het een en ander uitgaat.
- De toetssteen van de menswording van God. Veel religieuze leiders en bewegingen spreken over God. Wanneer de beweringen echter ontkennen dat wij een Verlosser hebben van vlees en bloed, dan vallen ze door de mand als dwalingen van valse profeten en dwaalgeesten. De Schrift zelf reikt ons dit heldere criterium aan in 1 Johannes 4:1-3. Iedere geest die belijdt dat Jezus Christus, de Zoon van God, echt mens is geworden is uit God. Iedere geest die Jezus niet (ook in zijn menswording) belijdt, is niet uit God. Johannes maakt duidelijk dat achter de afwijzing dat Jezus in het vlees (als mens op aarde) gekomen is, de geest ofwel de gezindheid van de antichrist valt te bespeuren. Veel theologen plaatsen Jezus helemaal aan de kant van de mens. Bij hen komt Jezus niet ‘bij God vandaan’, is Hij niet van hoge komaf. Wie het NT leest heeft echter een hoge christologie. Die plaatst Jezus niet alleen aan de kant van de mens, maar belijdt ook dat Hij komt van de kant van God (o.m. Fil.2:6,7). Ook hierin wordt een toets naar waarheidsgehalte gevonden.
- De toetssteen van de eer en de lofprijzing aan God. Overal waar de Geest van God zich openbaart, wordt de lofprijzing gevonden. Het waarheidsgehalte van spiritualiteit ligt in de eer die God toekomt. Juist in de lofprijzing treedt het besef naar voren dat wij mensen voor Gods aangezicht leven als zijn schepselen. Wij hebben een geschonken bestaan dat boven de afgrond vastgehouden wordt. Alleen in Christus Jezus hebben we een nieuw bestaan ontvangen. Daardoor overwint de lofprijzing de zwaarte van het leven als ze vreugdevol opklimt tot God. Opnieuw is de lofprijzing zoals we die in de Bijbel vinden uitgangspunt en norm voor onze eer aan Hem die ons leven liefheeft!
Wat is nu van belang voor Reformatorische en Evangelische gelovigen en christelijke gemeenten als het gaat om evenwichtige geloofsbeleving?
Allereerst is van belang dat wat er ook gebeurt, ons persoonlijk- en gemeenteleven in de weg van Jezus gaat. Ik bedoel hiermee dat het voor een christen draait om het normale christelijke leven, in alle eenvoud en voor Gods aangezicht. Zeg maar: leven aan Gods vaderhand, in de voetsporen van Jezus en door de kracht van de Heilige Geest. Dit leven tot eer van God in de weg van de Here Jezus en in het krachtenveld van de Geest geldt als uitgangspunt voor het kennen en beleven van geestelijke ervaringen. Maar het geldt evenzeer als we minder ervaren of beleven, omdat het in ons geloven wel degelijk ook om relationeel vertrouwen gaat.
Christocentrische geloofsbeleving staat voor evenwichtige geloofsbeleving, die zich richt in de trits van feit, geloof en ervaring. Feit wordt gevoed door Bijbelkennis, geloof wordt gevoed door Bijbelkennis en de geloofsopbouwende ervaring binnen een christelijke geloofs-gemeenschap. De geestelijke ervaring wordt gevoed door Bijbelkennis, geloofsopbouw en de vertrouwenvolle overgave aan de concrete invloed van de Heilige Geest in het persoonlijke leven.
Er zijn zaken in de geloofsbeleving die tot de kern behoren en andere die wel degelijk van belang zijn, maar ook van een andere orde. Niet de christelijke gemeente waar tongentaal en gebedsgenezingen ontbreken, is bezig haar ware aard te verloochenen, maar de christelijke geloofsgemeenschap waar barmhartigheid en liefde wegebben en het geloof in en de hoop op Jezus Christus verschrompelen, daar ligt de bijl aan de wortel der boom. Alleen de Geest van God kan ons persoonlijke geloofsleven als het lijkt op uitgedoofde sintels weer nieuw leven, vuur en kracht inblazen. Daarom eindig ik deze gedachtevorming met een aantal conclusies.
- Wij worden van Hogerhand uitgenodigd te leven van de goedheid en de genade, van de gunst en het geduld van de God van Israël, de VerbondsGod. Deze Schepper van hemel en aarde is de God van Abraham, Izaak en Jacob, de Vader van onze Here Jezus Christus. Wie zijn geloof op Jezus bouwt als Heer van zijn leven en van de gemeente, die zal nooit beschaamd uitkomen. Wie gelovig vertrouwt, zal werkelijk Gods liefde vanwege Jezus Christus ontvangen en Hem echt leren kennen in de diepte en concreetheid van de menselijke ervaring.
- De weg tot de ontmoeting met God loopt via ons eigen hart. Zelfkennis brengt een mens dichter bij God. Nadenken over wat de Bijbel over God openbaart, over wie je zelf bent, over je eigen wereld, je relaties en je concrete verhouding tot God zijn van groot belang in geestelijk (be)leven.
- Wie om een vernieuwende relatie met God bidt, zal deze ‘in Christus’ ontvangen. Wiens hart in beweging komt (door en) voor Christus, zal door kennis van Hem en persoonlijke omgang met de Heer de verborgen omgang met God als een intiem leven voor het aangezicht van God belijden en beleven.
- Het christelijke geloven leeft van het samengaan van de liefde van God en de ontvankelijkheid van de mens. De Bijbel laat zien dat wij mensen het vermogen hebben om de liefde van God, zoals Hij die in Jezus Christus ons aanbiedt, ook werkelijk in de diepte van ons menselijk zijn toe te laten. Geloofservaring heeft dan ook alles van doen met de bereidheid Gods leven te ontvangen in ons hart, in onze ziel, in ons verstand en voor Hem te leven, Hem te eren en te dienen met alle kracht.
- De werkelijk christelijke geloofservaring vormt een leven dat vol is van Christus, want vol van de Geest van Christus.
- Wij hebben de beademing van de Heilige Geest, zoals we Hem in de Schrift leren kennen, als gelovigen en geloofsgemeenschappen voortdurend nodig.
- Door de invloed van de Heilige Geest worden God de Vader en Jezus Christus, de Zoon van God, in het leven van een christen verheerlijkt.
- Door de inwerking van de Geest draagt de liefde vrucht en blijven geloof en hoop een levende geloofservaring voor wie zich daarnaar uitstrekt.
- Het christelijk leven kent een evenwichtig, door de Schrift gevormd mens- en Godsbeeld. Het is geloven en vertrouwen, waarin het rationele aspect volstrekt samengaat en aangevuld wordt met de gevoelservaring van het christelijk leven.
- Gods verborgen omgang vinden zielen, ‘waar zijn vreze in woont’, dat is die Hem eren en aanbidden. S.D.G.
7. Verdieping van de vraag: ‘Wat gebeurt er als we iets ‘beleven’?
Woorden en begrippen die gebruikt worden in het spirituele taalveld en hun betekenis[24]
Leven en beleven
Emotie
Een emotie wordt vaak omgeschreven als een innerlijke beleving of gevoel van bijvoorbeeld vreugde, angst, boosheid, verdriet, zoals dat door een bepaalde situatie wordt opgeroepen of spontaan kan optreden. In een meer algemene of biologische zin kan men een emotie echter ook definiëren als een reactie van onze hersenen op een positieve of negatieve gebeurtenis. Dit komt vrijwel automatisch tot uiting in een bepaald patroon van gedrag (bijvoorbeeld vluchten of toenadering) en lichamelijke reacties (bijvoorbeeld zweten, hartkloppingen oid). Het gevoel kan dan gezien worden als een speciale uiting of vorm van emoties die typisch is voor mensen, namelijk de bewuste beleving, of mentale reflectie van een emotie.
Een emotie kan worden opgeroepen door:
– het waarnemen van externe gebeurtenissen;
– het zien van de lichamelijke verschijnselen van emoties bij anderen;
– de eigen gedachten of fantasie
– een stemming
Emotionele reacties zijn voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd. Een voorbeeld van een dergelijke aangeboren emotionele reactie is schrikken. Sommige mensen zijn angstiger dan anderen. Ook kan dit te maken hebben met hun aanleg. Angst of vrees voor bepaalde situaties of voorwerpen kan echter ook het gevolg zijn van een leerproces. Zo kan een neutrale gebeurtenis door associatie met een schadelijke gebeurtenis op den duur angst gaan oproepen. Dit proces heet conditionering. Dat het aangeleerd kan zijn betekent overigens ook dat dergelijke reacties weer kunnen worden afgeleerd.
Emoties zijn niet altijd rechtstreeks in iemands gedrag of gelaatsexpressies te herkennen. Dit komt omdat zij zich vaak ‘binnen ons zelf’ afspelen. Ook zijn mensen in staat emoties als blijdschap of verdriet te veinzen, of de uiterlijke manifestaties van emoties te onderdrukken. Deze onderdrukte emoties zijn soms toch, zij het indirect, te herkennen aan de lichaamstaal. Vooral de gezichtsuitdrukking en de stemklank spelen daarbij een grote rol. De lichamelijke reacties die door meer intense emoties worden opgeroepen, zijn moeilijk te onderdrukken. Van dit principe wordt bijvoorbeeld bij de leugendetector gebruik gemaakt.
Men kan emoties rangschikken naar aard of type en naar intensiteit. In elk paar hieronder is eerstgenoemde minder intens dan laatstgenoemde emotie.
sympathie en liefde
afkeer en haat
woede en razernij
droefenis en wanhoop
bezorgdheid, vrees en paranoia
vreugde en euforie
afkeer en afschuw
verrassing en verbazing
Een lijst van uitersten in bekende emoties wordt vaak in drie onderdelen gegeven:
Simpele emoties
ontdekking – verwarring
hebzucht – winst – verlies
verrassing – geen verrassing – verwachting
verwondering – gewoonte
geluk – ongeluk
amusement – verveling
volmaaktheid – onvolmaaktheid
moedig – schuchter – laf
medelijden – wreed
inkeer – afwezigheid van spijt – onschuld
Complexe emoties
trots – bescheidenheid – schaamte
nabijheid – ongebondenheid – afstand
klacht/pijn – OK zijn – plezier
voorzichtigheid – driestheid – roekeloosheid
geduld – verdraagzaamheid – woede
ontspanning – rust – stress
Pure emoties
vrees – zenuwachtigheid – veiligheid
saamhorigheid – privacy
respect – geen respect
appreciatie – afgunst
liefde – geen gemis – haat
vertrouwdheid – mysterie
Gevoel
Gevoel is een innerlijke (positieve of negatieve) beleving van een bepaalde gebeurtenis . Dit kan een specifieke externe prikkel uit de omgeving zijn, maar ook een interne gebeurtenis zoals een gedachte of een beeld dat wij in ons oproepen. Een gevoel kan echter ook ‘spontaan’ optreden, zoals bij een bepaalde stemming. Men voelt zich dan bijvoorbeeld opgewekt of neerslachtig zonder duidelijke aanwijsbare aanleiding of invloed van buitenaf. Sommige gevoelens kunnen een gevolg zijn van stoornissen in de hersenfuncties, zoals bij ernstige vormen of neerslachtigheid of sterke stemmingsstoornissen. Gevoel in psychologische zin (zoals hier omschreven) moet worden onderscheiden van gevoel als de zintuiglijke vorm van waarnemen (tastzin, pijnzin of temperatuurzin).
Emotie en gevoel
Hoewel in het dagelijkse spraakgebruik onder gevoel en emotie vaak hetzelfde wordt verstaan, blijkt uit psychologisch onderzoek dat het toch zinvol is deze begrippen van elkaar te onderscheiden.
Emoties in biologische zin zijn affectieve reacties die worden gereguleerd door de hersenen. Prikkeling van dit systeem geeft aanleiding tot allerlei lichamelijke reacties, zoals een verandering in gelaatsexpressie, autonome reacties zoals een verhoging van de hartslag, trillen van de stem, knipperen van de ogen e.d. Niet alleen bij mensen maar ook bij dieren kunnen dit soort reacties optreden, bijvoorbeeld na een positieve (beloning) of negatieve (straf) gebeurtenis. Dergelijke prikkels worden ook wel bekrachtigers (in het Engels: re-inforcers) genoemd. De reacties op deze prikkels hoeven niet altijd gepaard te gaan met gevoel: d.w.z. een bewuste beleving.
Een gevoel wordt in biologische zin omschreven als de bewuste reflectie van een emotie. Of, anders gezegd: het is de expliciete beleving van de lichamelijk reacties die tijdens een emotie automatisch worden opgeroepen. Vermoedelijk treden gevoelens vooral op bij mensen, omdat zij beschikken over een daarvoor sterk ontwikkeld gebied in de hersenen dat vooral een rol lijkt te spelen bij de bewuste beleving van prikkels uit de omgeving, waaronder dus ook affectieve prikkels. Men vermoedt dat hierbij een bepaald ‘circuit’ in de hersenen betrokken is.
Gevoel en lichamelijke reactie
Gevoelens gaan soms gepaard met lichamelijke reacties, zoals zweten of een versnelde hartslag bij angst. Volgens sommige theorieën is het zelfs zo dat gevoelens niets anders zijn dan de bewustwording van lichamelijke reacties. Hieraan is het bekende gezegde ontleend: ‘wij zijn verdrietig omdat wij huilen’. Het eerder genoemde voorbeeld van de schrikreactie lijkt goed aan te sluiten bij deze theorie. Er zijn echter ook lichamelijke reacties de helemaal geen emotionele beleving oproepen, zoals een hartslagversnelling na lichamelijke inspanning. Meer waarschijnlijk is daarom dat het gevoel en de lichamelijke reactie beiden een gevolg zijn van een interne verwerking in de hersenen van de emotionele prikkel. Dit proces wordt ook wel ‘evaluatie’ genoemd. Vermoedelijk spelen hierbij specifieke structuren in de hersenen een centrale rol. Uiteraard wekt het gevoel bij seksualiteit ook ‘lichamelijke reacties’ op.
Tegenstellingen tussen emotie, gevoel en verstand
Over begrippen als emotie, gevoel, verstand en ratio en hun onderlinge relatie bestaan veel controverses. Emotie is dan de psycho-fysiologische toestand die een organisme tot actie aanzet. Gevoel is een emotie die gefilterd wordt door de cognitieve hersencentra (frontale hersenkwab). Verstand en gevoel (c.q. emotie) worden ook vaak genoemd in verband met een eigenschap als intelligentie. Sommigen menen dat er naast de rationele intelligentie ook een gevoelsmatige intelligentie bestaat. Daniel Goleman beschrijft dit uitvoerig in zijn boek ’emotionele intelligentie’. Een andere bron van controverses betreft de rol van emoties (c.q. gevoelens) in het sturen van beslissingen. Filosofen als Plato en (veel later) Immanuel Kant benadrukten dat het verstand het gevoel moet controleren, omdat gevoelens vaak leiden tot overhaaste en onjuiste beslissingen. Een bekende opvatting in de traditie van Kant is, dat het nemen van beslissingen in het dagelijkse leven vooral een kwestie is van het ‘koele verstand’, en dat emoties daarbij alleen maar vertroebelend werken. Anderen, waaronder de neuroloog Damasio menen echter, dat emoties en gevoelens beslissingsprocessen in positieve zin kunnen beïnvloeden. Gevoelens kunnen z.i. de mens helpen bij moeilijke beslissingen om b.v. de ‘knoop door te hakken’, dus tot een daadwerkelijk besluit te komen.
Sekseverschillen
Er zijn biologische gronden voor de veronderstelling dat mannen gevoel en verstand meer scheiden dan vrouwen. Ook zouden vrouwen in het algemeen emotioneler zijn, d.w.z. sterker op affectieve prikkels reageren dan mannen. Er zijn ook culturele vooroordelen en veronderstellingen op dit gebied. Deze hebben ook effect op het omgaan met vrouwelijke en mannelijke aspecten van het omgaan met gevoel en verstand. Biologische en culturele factoren bepalen uiteindelijk ook welke gevoelens worden geuit (emotie) en welke (relatief) verborgen blijven.
Affect
In de psychologie is het affect een patroon van waarneembaar gedrag waarmee een subjectief gevoel (of emotie) tot uitdrukking wordt gebracht. Als men zich de stemming van een persoon voorstelt als het emotionele ‘klimaat’ van die persoon, kan het affect worden gezien als het emotionele ‘weer’ Verder wordt de term gebruikt voor een plotselinge, hevige emotie of gemoedstoestand of om het subjectief waarnemen van een eigen emotie of gemoedstoestand aan te duiden.
Affect tussen moeder en kind
Gemoedsstemming
Een gemoedstoestand of stemming is de affectieve modus die iemand gedurende een bepaalde tijd heeft en die bestaat uit een combinatie van emoties. De stemming van een persoon kan positief zijn (vrolijk of uitgelaten), maar ook negatief (verdrietig of wanhopig). Ook kunnen allerhande combinaties ontstaan: iemand kan bijvoorbeeld tegelijkertijd angst en nieuwsgierigheid voor iets nieuws voelen. Normaal gesproken past de gemoedstoestand zich aan externe omstandigheden of gebeurtenissen aan.
Een gemoedstoestand kan soms zo lang duren dat het eigenlijk een karaktereigenschap wordt. Optimisten worden bijvoorbeeld over het algemeen als blijmoedig gezien, terwijl men pessimisten vaak als somber beschouwt.
Er zijn sterke aanwijzingen dat het ervaren van de omstandigheden samenhangt met de concentratie van neurotransmitters in de hersenen. Verschillende neurotransmitters leveren verschillende stemmingen op, omdat ze waarschijnlijk van invloed zijn op verschillende delen van de hersenen.
Als de stemmingen van een persoon niet aansluiten bij de omstandigheden of te hevig zijn kunnen moeilijkheden ontstaan in het sociale verkeer. Mogelijk is er dan sprake van een stemmingsstoornis. De bekendste hiervan zijn klinische depressie en bipolaire stoornissen. Ook bij angststoornissen kan sprake zijn van een verstoorde gemoedstoestand.
Objectief en subjectief
Bij de beoordeling van gevoelens of emoties worden nogal eens de bijvoeglijk naamwoorden objectief en subjectief gebruikt. Objectief betekent dan dat een feit niet aan een mening gebonden is, maar onafhankelijk van de beoordelaar.
Subjectief is het tegenovergestelde. Subjectiviteit houdt dan in: het persoonlijk oordeel of de persoonlijke zienswijze van een individu, betrekking hebbend op of uitgaand van de persoonlijke zienswijze of smaak.
Zo wordt bijvoorbeeld iets wat men uit eigen ervaring heeft meegemaakt als subjectieve ervaring aangemerkt. Dit zal vooral zo zijn als er anderen zijn die onder dezelfde omstandigheden niet hetzelfde hebben ervaren. Ook wanneer een aantal mensen iets heeft waargenomen of heeft ervaren dat niet door andere mensen kan worden waargenomen (bijvoorbeeld het zien van een engel), wordt dit als een subjectieve ervaring beschouwd.
Intersubjectief
Om het allemaal eenvoudig te houden J, spreekt met verder nog van intersubjectief en juist dit begrip lijkt van doen te hebben met zaken als geloofsbeleving. Met intersubjectiviteit worden die dingen (objecten) bedoeld die door meerdere mensen (subjecten) worden gedeeld. Het woord intersubjectief stamt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘tussen de subjecten’. Intersubjectief is niet puur subjectief (in de beleving van één mens) of objectief (onafhankelijk van de beleving van mensen).
In de taalfilosofie wordt de betekenis van taal gezien als iets dat intersubjectief is. Want, zo stellen de taalkundigen: taal wordt per definitie gedeeld door meerdere mensen. Omdat mensen taal van elkaar begrijpen, moet er wel zoiets zijn als intersubjectiviteit. Taalfilosoof Martin Stokhof formuleert in zijn boek Taal en betekenis (2000) een meer formele beschrijving van intersubjectiviteit van taal:
Als B begrijpt wat A zegt, en C begrijpt wat A zegt, dan begrijpen B en C ‘hetzelfde’.
Sommige filosofen stellen dat intersubjectiviteit gradueel is: B en C begrijpen soms meer en soms minder hetzelfde. Anderen vinden intersubjectiviteit zelfs geheel problematisch omdat de overeenkomst tussen het begrip van B en van C niet wordt afgeleid, maar wordt aangenomen.
In het (wetenschappelijk) onderzoek heeft intersubjectiviteit betrekking op een methode om subjectieve waarnemingen en waarheden op een hoger niveau van verificatie te tillen met behulp van een exacte analyse van gebruikte methoden, subjectieve posities of uitingen en pogingen tot falsificatie. Intersubjectiviteit is dus meer dan alleen een eenvoudige overeenkomst tussen het denken van individuen. Het idee van intersubjectiviteit nodigt uit tot idealistische gedachten omtrent een verbondenheid tussen subjecten die meer is dan de som van haar delen en daardoor neigt naar een objectief niveau. Daarmee lijkt de term intersubjectiviteit aan te willen duiden dat er een graduele overgang bestaat van subjectiviteit naar objectiviteit -ofwel dat deze twee begrippen niet als absoluten bestaan. Ga er maar aanstaan.
Verstand
Het verstand is het menselijke vermogen om logisch te redeneren en is noodzakelijk om te kunnen leren. Het verstand is synoniem met het denkvermogen. De mate van ontwikkeling van dat vermogen is de intelligentie.
De Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant stelde, dat het verstand het ‘vermogen der regels’ is, ofwel het ‘vermogen om middelijke (niet te verwarren met onmiddellijke) afleidingen te maken’. De rede is volgens hem het ‘vermogen der principes’, ofwel het ‘vermogen dat begrippen voortbrengt’. Een tweede betekenis van het begrip rede duidt het geheel van gevoel, verstand en rede aan. In de Verlichting stonden de rede en het verstand centraal. Het motto van de filosofische stroming luidde: ‘Sapere aude’, vrij vertaald als ‘Heb zelf het lef van je eigen verstand gebruik te maken!’.
De moderne neuropsychologie en de filosofische stroming van het materialisme vooronderstellen dat het verstand in het brein, dus in de hersenen gesitueerd is, maar zich niet daartoe beperkt. Zonder zenuwstelsel zouden de hersenen nutteloos zijn.
De rede
De rede of ratio is het menselijke denkvermogen. Het begrip rede heeft in ons verband twee hoofdbetekenissen:
– Het vermogen dat begrippen voortbrengt.
– Het geheel van gevoel, verstand en ‘rede’ in de eerste betekenis
De filosofische stroming van het rationalisme hecht veel waarde aan de rede. Rationalisme is de filosofische tegenhanger van het empirisme. Deze kwestie gaat over de bron van kennis: de ratio of de (zintuiglijke) ervaring.
De beoefening van de rechtswetenschap wordt wel ars aequi et boni genoemd, dat vrij vertaald wordt als de kunst van het redelijke en billijke. Letterlijk betekent het de kunst van het rechtvaardige en het goede, waarbij rechtvaardigheid een subcategorie van redelijkheid is.
De logica
Logica of redeneerkunst is de wetenschap die zich bezighoudt met de formele regels van het redeneren. Traditioneel wordt de logica door de filosofie bestudeerd, maar zij wordt ook tot de wiskunde gerekend. Logica stamt van het Griekse woord λόγος of logos, dat kan betekenen: betekenis, woord, idee, argument, rede of principe. Logica of formele logica is de leer van het strenge betoog, en omvat sinds Aristoteles als hoofdbestandsdelen:
– de leer van de bewering
– de leer van de definitie
– de leer van de gevolgtrekking
en de leer van het wetenschappelijk bewijs
Als een formele wetenschap onderzoekt en classificeert de logica de structuur van beweringen en argumentaties. Het is de studie van formele systemen van gevolgtrekking en de studie van argumentaties in de natuurlijke taal. De studie van de logica heeft een breed spectrum en reikt van kernzaken als de studie van drogreden en paradoxen tot gespecialiseerde analyse van redeneringen door gebruik van kansberekening en argumenten betreffende causaliteit.
Bewustzijn
Bewustzijn wordt omschreven als subjectieve reflectie op indrukken uit de buitenwereld (weten van wat je ziet, hoort of voelt en daarover kunnen vertellen) of op eigen mentale, innerlijke processen (weten van wat er in je omgaat en daarover kunnen vertellen). Het is een onderwerp van studie in de moderne filosofie, psychologie en cognitieve neurowetenschap. Verwante begrippen zijn: besef, notie, zich realiseren, weet hebben, doordrongen zijn (van), in de gaten hebben en in zekere mate ook bezinning en geweten. Over het bewustzijn bestaan vele verschillende visies. Bij sommige visies staan vooral de wijsgerige en theoretische implicaties centraal (zo zijn er verschillende bewustzijnstheorieën). In dit verband gaat het om de invalshoek van en het denken over het bewustzijn waarbij vooral de verhouding lichaam-geest (ofwel lichaam-ziel) centraal staat.
Onze subjectieve ervaringen, zoals het waarnemen van de kleur rood, hebben een eigen specifieke ‘kwaliteit’. De vraag die hierbij kan worden gesteld is of deze kwaliteit iets anders of zelfs meer voorstellen dan de mentale of cognitieve processen die het product van de hersenen zijn. Volgens Descartes was het bewustzijn (geest) niet tot lichaamsfuncties (materie) te herleiden, hoewel er volgens hem wel een wisselwerking plaatsvond tussen lichaam en geest in de pijnappelklier (n.b.).
Ook in onze tijd zijn sommige denkers van mening dat de menselijke geest niet volledig tot hersenfuncties valt te herleiden. Wetenschappers als Steven Pinker en filosofen als Daniel Dennett en Patricia Churchland menen daarentegen dat, alhoewel er niet een één-op-één relatie bestaat tussen de inhoud van het bewustzijn en hersenfuncties, de activiteit van de hersenen wel een noodzakelijke voorwaarde is voor dergelijke processen. Subjectieve belevingen inclusief de vraag naar kwaliteiten zijn inderdaad (nog) moeilijk tot specifieke functies of locaties in de hersenen te herleiden. Uit een functionele hersenscan is bijvoorbeeld wél af te leiden of iemand nadenkt, maar niet waarover hij nadenkt. Dit kan liggen aan de complexiteit van deze fenomenen zelf, maar hoeft niet te betekenen dat zij zich per definitie aan wetenschappelijk kennis of analyse onttrekken. Kwaliteiten (qualia) kunnen tenslotte ook, zoals Dennett suggereert, berusten op een cognitieve vergissing of ‘truc’ van onze hersenen.
Bewustzijn wordt in de psychologie globaal op twee manieren gedefinieerd, namelijk als een bewustzijnstoestand of als een persoonlijke beleving. Onze bewustzijnstoestand kan fluctueren tussen waken en slaap. De tweede vorm van bewustzijn heeft te maken met onze subjectieve -of expliciete- beleving van gebeurtenissen in de omgeving. Onze gedachten, gevoelens, herinneringen, ervaringen en het eigen gedrag (wat filosofen het A-bewustzijn noemen).
Bewustzijnstoestanden
Waken. Bewustzijn als waaktoestand komt zowel bij mensen als dieren voor. Dit is geen uniforme toestand, maar kent verschillende gradaties, zoals helder bewustzijn (alertheid), ontspannenheid, slaperigheid e.d. Sommige mensen zijn zeer alert aan het begin van de dag (‘ochtendmensen’ anderen juist weer in de avond (‘avondmensen’). Gebruik van bepaalde stoffen zoals caffeïne kan een slaperig iemand weer helder maken.
Slapen en dromen. Gedurende de slaap is er nog een onderscheid mogelijk tussen droomslaap (of Remslaap) en diepe slaap. Deze verschillende toestanden zijn ook herkenbaar in het EEG. Als iemand niet reageert op prikkels en deze in het geheel niet schijnt op te merken, wordt gezegd dat deze persoon buiten bewustzijn ofwel bewusteloos is. Bij het verlenen van eerste hulp bij ongelukken is het belangrijk om direct vast te stellen of iemand bij bewustzijn is, en de behandeling daarop af te stemmen. Het bewustzijn van een patiënt kan ook opzettelijk beperkt worden door de patiënt onder narcose te brengen (sedatie), ten einde een operatie mogelijk te maken. Patiënten die zich in een coma bevinden herinneren zich meestal niets van de periode dat ze in coma lagen en hebben na hun ontwaken meestal zelfs tijd nodig om zich te heroriënteren. Er zijn evenwel ook getuigenissen van mensen die tijdens hun coma geheel bewust bleven en intussen de controle over hun lichaam geheel misten. Hetzelfde geldt voor de zogenoemde ‘bijna-doodervaringen’. Zie hieronder bij Dromen.
Extase, roes en depersonalisatie
Onder invloed van bepaalde psychofarmaca en naar men beweert ook door bepaalde geestelijke oefeningen zoals meditatie (zie hierna), kan het bewustzijn een ‘andere kwaliteit’ krijgen. Dit betekent niet noodzakelijk depersonalisatie (een stoornis in het besef van het eigen ik). De toestand van depersonalisatie wil zeggen dat men zichzelf als vreemd ervaart. Depersonalisatie kan voorkomen als onderdeel van de ziekte schizofrenie. Vaak treden hierbij ook hallucinaties en wanen op. Stoffen die ook bij normale personen depersonalisatie kunnen opwekken zijn LSD en b.v. het roesmiddel ketamine.
Transcendent of zuiver bewustzijn
Buiten de drie vertrouwde bewustzijnstoestanden slapen, dromen en gewoon wakker zijn, is er nog een vierde onderscheiden toestand, namelijk transcendent bewustzijn. Hierbij beleeft de proefpersoon geen enkele ervaring in het bijzonder, maar is toch helder bewust, terwijl er lichamelijk een diepere rusttoestand wordt vastgesteld dan tijdens de diepste slaap. Hartritme en ademhaling zijn laag en vallen eventueel tijdelijk weg. Sommige yogaleraren leggen bewust hun stofwisseling stil zoals in de toestand van winterslaap bij bepaalde dieren. Energieverbruik is minimaal. De proefpersonen zijn echter volledig bewust en blijken in staat op een knopje te drukken om het begin van hun ervaring aan te geven. Daarbij wordt een specifiek EEG patroon geregistreerd dat zich volledig onderscheidt van dat van waken, dromen of slapen. Het is een toestand van grote ontspannenheid en subjectief welbevinden. Deze toestand wordt ook wel opgeroepen door mediterende boeddhistische monniken, yogaleraren etc. met bepaalde meditatie-oefeningen zoals transcendente meditatie, waar veel onderzoek naar is gedaan. Maar in feite is het een normale toestand die iedereen, zij het vaak erg kortstondig, in verschillende graad van zuiverheid, doormaakt bij het overgaan van de ene ‘gewone’ bewustzijnstoestand naar de andere, zoals vlak voor het inslapen of voor het ontwaken. Het geheel moeten missen van voldoende ervaring van deze bewustzijnstoestand zou leiden tot algemeen ongemak, irritatie, angst en agressief gedrag!
Bewustzijn als persoonlijke beleving
Bewustzijn als persoonlijke beleving heeft te maken met het vermogen tot zelfreflectie, het besef van een ‘eigen ik’, en ‘weten’ dat men iets heeft waargenomen of beleefd. Hoewel in de psychologie de tweede vorm van bewustzijn vaak wordt behandeld als een zelfstandige psychische functie, kan men het ook zien als een nevenaspect van verstandelijke functies als cognitie en emotie, dat wil zeggen als de voor het bewustzijn toegankelijke (expliciete) vorm van waarneming, kennis, geheugen of emoties. Dit in tegenstelling tot de impliciete (niet voor het bewustzijn toegankelijke) vorm. Zo vindt veel gedrag van mensen impliciet plaats, d.w.z. zonder dat zij daarbij na hoeven te denken. De expliciete vorm van bewustzijn heeft veel gemeen met functies als verklarend geheugen en gefocusseerde aandacht. Objecten waarop de aandacht is gericht, worden meestal ook heel bewust beleefd, in tegenstelling tot objecten waarop de aandacht niet is gericht.
Bewustzijn en hersenen
De twee vormen van bewustzijn die in de psychologie worden onderscheiden, nemen ook in het onderzoek naar hersenfuncties een centrale plaats in.
Bewustzijn als waaktoestand
Bewustzijn opgevat als waaktoestand is afhankelijk van structuren en netwerken in de hersenstam die de activatietoestand van de buitenste laag van de hersenen (cortex) reguleren. De waaktoestand overdag is niet uniform, maar fluctueert tussen een helder bewustzijn, ontspannen waakzaamheid en slaperigheid. Deze toestanden zijn ook in het EEG te herkennen Tijdens de slaap is er een ander patroon in het EEG zichtbaar. Variaties in de slaaptoestand blijken door andere mechanismen in de hersenen te worden gereguleerd dan variaties in de waaktoestand. Tijdens het dromen zijn bijvoorbeeld vooral gebieden in de hersenstam actief die de oogbewegingen aansturen.
Bewustzijn als persoonlijke beleving
Bewustzijn is een belangrijk aspect van menselijke functies als waarneming, aandacht, geheugen, taal en emoties. In het algemeen wordt aangenomen dat bewustzijn in de zin van een persoonlijke beleving van prikkels uit de omgeving, gedachten e.d. alleen kan plaatsvinden wanneer prikkels door de cortex waargenomen, verwerkt en opgeslagen worden. Er bestaan echter ook voorbeelden van impliciete (niet-bewuste) verwerking vaninformatie in de cortex. Expliciete (bewuste) en impliciete (onbewuste) vormen van kennis corresponderen in de hersenen met verschillende gebieden en neurale circuits. Zo blijkt bijvoorbeeld het expliciete of verklarende geheugen vooral samen te hangen met gebieden in de ‘mediaal temporale’ gebieden van de hersenen. Impliciete of onbewuste vormen van het geheugen corresponderen weer met andere circuits. Er is veel nagedacht en gespeculeerd over de wijze waarop in de hersenen bewustzijn ontstaat. Dit wordt ook wel eens het bindingsprobleem genoemd: hoe wordt in de hersenen de activiteit van afzonderlijke zenuwcellen en gebiedjes met elkaar verbonden tot een enkele representatie?
Het onderbewustzijn
Met het onderbewustzijn of het onbewuste worden geestelijke processen (gedachten en gevoelens) bedoeld, die plaatsvinden zonder dat we daar bewust mee bezig zijn. Het onderbewustzijn is echter niet duidelijk meetbaar of waarneembaar, en dient om de ingewikkelde processen in de hersenen te kunnen omschrijven. Het concept van het onbewuste is afkomstig van de Franse arts en filosoof Pierre Janet en verder uitgewerkt door Sigmund Freud.
Het onderbewustzijn wordt ook wel het tweede bewustzijn genoemd. Bij het eerste bewustzijn worden waarnemingen bewust waargenomen en overdacht. Bij het onderbewustzijn worden waarnemingen wel waargenomen, maar dat gebeurt dan onbewust. Je denkt niet bewust na over de waarneming die je doet, maar toch neem je ze waar, onbewust. Onbewust worden die waarnemingen in het geheugen opgeslagen. Op een later tijdstip kunnen die onbewust opgeslagen waarnemingen, bewust gemaakt worden. Een gedachtegang daarbij kan dan zijn: ‘Hé heb ik dat niet eerder gezien (of gehoord, geroken, geproefd, gevoeld)’?
Autisten hebben ook een sterke ‘onbewuste waarneming’. Deze uit zich in het ‘herkennen’ van de omgeving, door middel van een ‘onbewuste alertheid’. Door te focussen op herkenning, vallen ‘opvallendheden’ automatisch op. Doordat die alertheid consequent doorgevoerd wordt, wordt er onbewust én bewust méér waargenomen.
Het onbewuste bewust maken
Vanwege het onbewuste onthouden is het onderbewustzijn minder helder dan het normale bewustzijn. Het onderbewustzijn geschiedt in eerste instantie d.m.v. het korte-termijngeheugen. Waarnemingen kunnen vervolgens in het langetermijngeheugen opgeslagen worden, waarbij het moeilijker wordt je dieinformatie te herinneren. Hiervoor probeert men wel hypnose toe te passen. Die gewaarwording (bewustwording) is intuïtie.
Het onderbewustzijn kan ook in dromen bewust worden. In de droom ben je je dan bewust van hetgeen je droomt. Wanneer je echter wakker wordt hoef je je niet per se meer bewust te zijn van wat je gedroomd hebt. Het blijft dan onderbewustzijn en kan mogelijk later bewust worden. Het kan zowel uit het ‘lange-termijngeheugen’ als het ‘korte-termijngeheugen’ komen. Vaak hebben ook ‘gevoelens’ hun doorwerking in dromen, zoals bij een ‘nachtmerrie’. Sigmund Freud stelt dat het fenomeen dromen te vergelijken is als ‘een kijkje in het onderbewustzijn’.
Beelddenken
Beelddenken is een vorm van denken in beelden. Beelddenken wordt wel geplaatst tegenover taaldenken of woorddenken; een vorm van denken in taal. Beelddenken wordt ook wel geplaatst tegenover begripsdenken en abstractie. Andere, meer wetenschappelijke, benamingen zijn: divergerend denken, visueel ingesteld zijn, analoog denken, ruimtelijk denken. Beelddenkers zijn mensen van wie wordt verondersteld, dat zij voornamelijk en primair in beelden denken. Dat wil zeggen dat nieuweinformatie in beeld wordt opgeslagen en verwerkt. Dit gebeurt in de rechter hersenhelft. Meestal zijn beelddenkers ‘empirisch ingesteld’ Voor het concept beelddenken ontbreekt tot op heden nog een deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing.
Begripsdenken en beelddenken
Begripsdenkers (woordelijke, beredenerende denkers) maken méér gebruik van het bewust denken (bewuste gedachtengangen) en beelddenkers maken meer gebruik van intuïtief denken via het onderbewustzijn. Het onderbewustzijn verwerkt, en maakt bewust, met veel grotere snelheid dan het bewuste denken. ‘Beelden, gevoelens, bewegingen, verhoudingen en eerdere ervaringen’ kunnen dan achtereenvolgens door het hoofd flitsen (al of niet met woorden gepaard). Veelal zijn het gedachtegangen die onderdeel zijn van een geheel, en als zodanig de ‘beelden’ ondersteunen (onderbouwing). Dat alles gebeurt binnen honderdsten van seconden door/in het onderbewustzijn. Omdat minder het ‘bewustzijn’ wordt gebruikt, kan het onderbewustzijn ook eerder ‘overbelast’ raken. Er is dan een soort ‘overload’, en de behoefte aan een ‘rustmoment’ ontstaat, waarin vaak ‘voor zich uit gestaard’ wordt, en er achtereenvolgens allerlei ‘bewuste waarnemingen’ voorbij komen (in gedachten) en worden verwerkt tot eigen denkbeelden. Beelddenken is ook ‘begrijpend denken’ (niet te verwarren met ‘begripsdenken’) te noemen, waarbij alle denkbeelden worden begrepen (van ‘zo is het’, of juist niet. De denkbeelden passen dan wél, of juist niet in ‘het denkbeeld (perspectief) als geheel’. Vanwege die ‘begrijpende manier van denken’, kan iemand zeer stellig zijn of zelfs pedant. In een discussie tussen een woorddenker en een beelddenker treedt dan ook vaak onderling onbegrip op. Veelal is er bij beelddenken ook sprake van een fotografisch geheugen. Zo kunnen ‘vanuit het niets’ antwoorden (conclusies) te binnen schieten op vragen, waar op een eerder tijdstip ook over nagedacht is. Omdat zulke ‘antwoorden’ zich onbewust opdienen (zonder bewust te hebben nagedacht), is een beelddenker vaak ‘conclusiegericht’.
Opvallend is het aantal beelddenkers onder mensen met autisme, Asperger-syndroom en ADHD. Bij deze beelddenkers zie je vaak een samenwerking van het snelle beelddenken en de zintuigen, waardoor ze bijvoorbeeld méér waarnemen. Een beelddenker ziet méér beelden per seconde (ongeveer 32), wat niet lukt met ‘het bewuste waarnemen’’ maar alleen door middel van het ‘onderbewustzijn’ (zie hierboven).
Fantasie
Fantasie in dit verband kan betrekking hebben op:
– verbeeldingskracht, vermogen om zich in situaties in te leven of verhalen te bedenken
– fantasie en dagdromen, een verzonnen verhaal, een voorstelling in de eigen gedachten
Dromen[25]
Een droom is de verzameling van beelden, geluiden, gedachten en gevoelens die iemand ervaart, als hij of zij slaapt. Dromen komen vooral voor tijdens de Remslaap. Tijdens een zgn. lucide (heldere) droom is de dromer zich bewust van het feit dat hij droomt. Wat een droom is en waar het precies voor dient is niet bekend, al zijn er wel vermoedens. Zo is gebleken dat men vaak droomt over dingen die men overdag heeft meegemaakt. Dit wordt de ‘dagrest’ genoemd. Dromen zouden helpen de gebeurtenissen te verwerken.
In het verleden zag men dromen als boodschappen van de goden en kende men er een voorspellende functie aan toe. Om de verschillende droomsymbolen te analyseren, waren er droomduiders en droomboeken. In de Bijbel zijn daar verschillende voorbeelden van te vinden.
Droom en visioen (Kern uit de bespreking in ‘Woordenboek voor bijbellezers’)
God maakt Zich in deze wereld kenbaar, maar wat Hij van Zichzelf meedeelt, is toch niet zonder meer toegankelijk: dromen moeten uitgelegd worden (en ook dat uitleggen is een gave van God, Dan. 2:27-28), visioenen eveneens; hier zijn het in de regel engelen die als uitlegger van het geschouwde fungeren (Zach. 1-5; Dan. 7; Op. 7,10,11,17,19,21,22). Daarmee is iets benoemd dat structureel bij het spreken van en over God hoort. God kan ter sprake gebracht worden, en de dingen die in de wereld gebeuren vrágen er ook om dat God daarbij ter sprake gebracht wordt. Tegelijk onttrekt God Zich eraan, in menselijke woorden en beelden vastgelegd te worden. Om die reden kan al het menselijk spreken over God nooit ‘sluitend’ of ‘dwingend’ worden. En toch gaat het in dit spreken wérkelijk over God. Deze dubbelheid wordt in dromen en visioenen als het ware tastbaar: zij kunnen voor menselijk beleven haarscherp zijn, terwijl zij door hun aard toch aan onze alledaagse werkelijkheid onttrokken zijn.
Betekenis
De gebruikelijke omschrijving van de term betekenis is datgene in de werkelijkheid waar door middel van een teken (een woord, gebaar, voorwerp of andersoortige betekenisdrager die verwijst naar een betekenis) naar wordt verwezen.
Werkelijkheid
Het begrip werkelijkheid is een aanduiding voor de wereld, waarin we leven, en is verwant aan de begrippen ‘realiteit’ en ‘het bestaan’. Dit begrip is heel elementair, dat evident lijkt en geen tekst en uitleg behoeft. Velen gebruiken het begrip werkelijkheid dan ook als geheel duidelijk, maar in de filosofie is er veel over te zeggen.
Een tekstuele controverse rond het begrip werkelijkheid is, dat pas de moderne volwassen mens de ons omliggende wereld aanduidt met het abstracte begrip werkelijkheid. Het begrip is een lastig concept, dat je jonge kinderen niet zomaar kan aanleren. Het begrip komt ook niet (vaak) voor in woordenschat van natuurvolkeren. Uiteraard hebben jonge kinderen en natuurvolkeren allerlei percepties van de wereld om zich heen, maar zij abstraheren dit niet tot een ‘goddeloze’, ‘eindeloze’ en ‘abstracte’ aanduiding van het bestaan.
Het bestaan van de werkelijkheid is nauw verbonden met de menselijke beleving hierover. In de discussie van jongeren wordt het bestaan van de werkelijkheid wel eens ontkend. Dan kan men tot de conclusie komen dat het begrip ‘werkelijkheid’ een gedachteconstructie is om de wereld aan te duiden. Het bestaan van de werkelijkheid is dan een gedachte, een idee.
In gedachten maken we overigens nog onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie. Zo onderkent men nog een wereld voorbij de werkelijkheid: in de belevingswereld van de mens, in fictie, in kunst…
Einstein schreef: ‘Het geloof in een externe wereld onafhankelijk van het waarnemend subject is de basis van alle natuurwetenschap. Omdat, evenwel, zintuigelijke waarneming slechts indirectinformatie geeft van deze externe wereld, kunnen we deze laatste alleen vatten met speculatieve middelen. Dientengevolge kan onze notie van fysieke realiteit nooit finaal zijn.’
Kennis[26]
Kennis is dat wat geweten en toegepast wordt door de mens, een machine, of door de maatschappij als geheel. Veel van de menselijke activiteit vereist specifieke kennis, ervaring en vaardigheid.
Er bestaan vele soorten van kennis van zelfkennis tot Godskennis, van vakkennis tot wetenschappelijke kennis, van landenkennis tot talenkennis, en van aangeboren kennis tot onbetwijfelbare kennis. Met de opkomendeinformatiemaatschappij wordt de omgang en exploitatie van kennis in de samenleving steeds belangrijker.
Kennis over de werkelijkheid
In de vroegere wetenschap en filosofie verkeerde men in de veronderstelling dat men rotsvaste, ware en absolute kennis kan opdoen van de ons omliggende wereld en dat deze kennis overeenkomstig is met de werkelijkheid, de zogenaamde correspondentietheorie. In de filosofie is altijd wel betwist wat deze kennis zou moeten zijn. Maar de aanname dat men tot overeenkomstige kennis kon komen, was onbetwist.
De filosoof Immanuel Kant heeft echter een onderscheid gemaakt tussen de wereld als ‘Ding an sich’ (‘ding op zich’) en de kennis over de wereld. Kant heeft benadrukt dat men niet kan aantonen dat de kennis die wij over de wereld bezitten direct op de wereld betrekking heeft. Kant kwam hier met de aanschouwingsvormen tijd en ruimte. Kant stelde dat dit geen eigenschappen zijn van de ‘wereld op zich’, maar ze betrekking hebben op de belevingswereld. Het zijn eigenschappen, die de mens bij de waarneming betrekt. Kant stelde nu algemener dat men de wereld op zich niet kan kennen. Hiermee kwam Kant met een kritisch standpunt ten aanzien van de mogelijkheid tot kennisverwerving.
Een gangbare moderne opvatting over de kennisverwerving heeft de nuancering van Kant niet overgenomen. Bij de nuances of de kennis al dan niet correspondeert met of verwijst naar de werkelijkheid, staat men niet stil. Kennis beoordeelt men vandaag de dag niet alleen meer naar waarheid, maar ook naar juistheid of effectiviteit. Kennis van de werkelijkheid beschouwt men ook niet meer als absoluut, maar meestal als waarschijnlijk. Hierbij is er een verschil tussen formele kennis en empirische kennis. Er zijn echter ook denkers die de lijn van Kant hebben doorgetrokken en geradicaliseerd.
Kennis, begrip, inzien, onderkennen, verstaan (Kern uit de bespreking in ‘Woordenboek voor bijbellezers’)
Het bijbelse spreken over kennen en kennis is onlosmakelijk verbonden met de liefde. Het verstand is bij dit kennen niet uitgeschakeld, maar de liefde is het draagvlak van deze kennis. Daarom speelt bij het bijbelse kennen de ervaring een belangrijke rol. De kennis waarvan de Bijbel spreekt, kunnen we dan ook omschrijven als geloofskennis. Op twee manieren wordt dan over deze kennis van God gesproken. In de eerste plaats gaat het over de kennis die God van Zichzelf heeft. God kent alles uit en van Zichzelf. In de tweede plaats betreft het de kennis die de mens van God heeft. De menselijke kennis van God berust op waarneming en mededeling.
In het Oude Testament is het God de HERE en in het Nieuwe Testament God en Christus die Zich liefdevol bekendmaken. De christen reageert op deze openbaring met het antwoord van het geloof. Hij vangt met de antenne van het geloof deze openbaringskennis op en verwerkt het tot ervaringskennis. Deze kennis werkt stimulerend op het gedrag. Er komt een bepaald gedragspatroon aan het licht: God en de medemens liefhebben en dienen.
Godskennis
De Godskennis is eeuwenlang gezien als een bijzondere vorm van kennis, zelfs boven aan de wetenschappelijke kennis verheven.
Waarheid[27]
Waarheid is een fundamenteel begrip dat min of meer synoniem is met echtheid, geldigheid, juistheid. Als iemand met opzet onwaarheid spreekt liegt hij.
Wat waarheid precies betekent is en blijft onderwerp van discussie en dat is waarschijnlijk altijd al zo geweest. Eeuwenoude uitspraken als Wat is waarheid?! (toegeschreven aan Pontius Pilatus) getuigen daar al van. Dat komt doordat de waarheid van een uitspraak alleen kan worden vastgesteld door die te toetsen aan de feiten, die echter niet altijd bekend zijn.
Waarheden kunnen een beperkte geldigheid hebben, afhankelijk van het referentiekader: de uitspraak ‘1 en 1 is 2’ is geldig voor getallen uit het decimale stelsel, maar niet voor binaire getallen. Op dezelfde manier kan een waarheid persoonsafhankelijk zijn: de uitspraak ‘vis is lekker’ geldt voor de een wel, voor de ander niet. De uitspraak: ‘persoon A houdt van vis’ houdt met die nuance in de waarheid rekening.
In religie heeft ‘waarheid’ primair een transcendente (de categorieën te boven gaande) betekenis. Aangezien godsdienst is gebaseerd op openbaringen door niet empirisch of ‘zuiver rationeel’ aantoonbare persoonlijkheden (God, geesten, engelen), is het waarheidsbegrip ook nauw verweven met dergelijke bovennatuurlijke openbaringen. Waarheid kan dan worden opgevat als een supra-naturalistische (metafysische, boven het natuurlijke uitgaande) bepaling over de ‘hogere’ wereld in zichzelf, of over de verbinding van de hogere wereld met de natuurlijke wereld. Veelal gaat het ook hierbij om uitspraken over geldigheid en echtheid. De inzichten daarover lopen zeer sterk uiteen tussen de diverse religies. Inzicht in de waarheid of in waarheden zou kunnen worden verkregen door meditatie, gebed, bestudering van heilige geschriften (de Bijbel), gehoorzaamheid aan ge- of verboden, bepaalde rituelen en gemeenschapsbeoefening.
Waarheid (Kern uit de bespreking in ‘Woordenboek voor bijbellezers’)
Het Griekse waarheidsbegrip heeft diepe sporen getrokken in de geschiedenis van de kerk. Soms leidde dat tot een rationalistische benadering van waarheid en werkelijkheid. De waarheid valt dan samen met het systeem van de leer. Daarom is het goed het relationele en verbondsmatige karakter van de waarheid te beklemtonen. De Waarheid is in eerste instantie een persoon: Christus die met ons in gemeenschap treedt.
Als reactie op een intellectualistische benadering vervalt men nogal eens tot een anti- dogmatische visie, waarbij de subjectieve beleving het een en het al is. Jezus Christus, de waarheid in eigen persoon, is niet los te maken van de Heilige Schrift als het getuigenis van Gods openbaring. Gods Woord is de waarheid. Daarom is de aandacht voor Bijbel, dogma en confessie legitiem.
In het geding om de waarheid in een postmoderne cultuur zullen we noch kunnen toegeven aan relativisme noch aan fanatisme. Een doordenking vanuit het werk van de Heilige Geest kan ons hierbij helpen. Het is de Geest die mijn ogen opent voor de waarheid, zodat ik haar ga bijvallen. Van hieruit valt licht over de vragen rondom waarheid en tolerantie, rondom het verstaan en de vertolking van het bijbels getuigenis, alsook rondom het oecumenisch gesprek.
Openbaring
Openbaring is (volgens gelovigen) een religieus proces waarmee God zichzelf bekend maakt aan de mensen. Dit proces kan zijn gevonden worden in een tekst of een toespraak van een profeet of gebeurtenissen, zoals de uittocht van de Joden uit Egypte, die is beschreven in het bijbelboek Exodus.
In de theologie wordt een onderscheid gemaakt tussen een natuurlijke openbaring en een bovennatuurlijke openbaring, soms ook algemene respectievelijk bijzondere openbaring genoemd. De natuurlijke openbaring spreekt over Gods aanwezigheid in de natuur (schepping) en de overtuiging dat de mens het vermogen heeft Gods handelen in die schepping te (her)kennen. De thomistische ‘vijf wegen’ – (later ook als godsbewijzen geduid), gaan uit van een natuurlijke openbaring en legden de grondslag voor de systematische natuurlijke theologie. De veronderstelling van een natuurlijke openbaring gaat uit van een fundamentele uiteindelijke overeenstemming tussen geloof en rede.
De bovennatuurlijke openbaring is rechtstreeks gebaseerd op het leven van Jezus Christus en de betekenis van deze persoon als middelpunt van de geschiedenis. De bron van deze bovennatuurlijke openbaring is Jezus Christus zelf, tot de mens sprekend door de Heilige Schrift en – voor het merendeel van de (rooms-katholieke) christenen, door de Kerk als bewaarster van de traditie van het christelijke geloof.
De mens
Mensbeeld[28]
Mensbeeld en wereldbeeld
Een wereldbeeld of maatschappijbeeld is letterlijk het beeld of de voorstelling, die de mens heeft of die een institutie biedt omtrent de werkelijkheid, de samenhang ofwel het wezenlijke van de wereld. Het is dus de opvatting die een mens heeft over hoe de wereld is of zou moeten zijn. Hiernaast is een mensbeeld een geordend geheel van vooronderstellingen, dat betrekking heeft op de wijze waarop iemand de mens, zichzelf inclusief, ziet, ervaart, beleeft en zijn wezenlijkheid typeert. Binnen zo’n mensbeeld zullen meer en minder relevante vooronderstellingen bestaan. De mate van invloed op het handelen is van belang voor de relevantie.
De mens als beeld van God
1. (Tekst genomen uit Excurs 5, SBOT7)
Onze tijd wordt gekenmerkt door mensen die worstelen met hun zelfbeeld. Sommigen lijden aan zelfoverschatting en anderen hebben juist een laag zelfbeeld. In bepaalde gevallen treft men zowel een hoge als een lage waardering van de eigen persoon aan. Veelal wordt de voorstelling die iemand van zichzelf heeft bepaald door de waardering of afkeuring van de omgeving. Soms meent iemand tot een beter zelfbeeld te komen door te zoeken naar zichzelf of de meest authentieke kern in zichzelf. Is dat gelijk aan de ziel?
In dit artikel wordt op deze zaken ingegaan door te bespreken hoe de Bijbel over deze complexe en existentiële vragen spreekt. Het Oude Testament lijkt een hoge waardering voor de mens te hebben door hem te omschrijven als beeld van God. De vraag is wat hiermee wordt bedoeld en hoe we deze uitspraak moeten plaatsen tegen de achtergrond van het feit dat een mens ook in staat is tot uitermate destructief gedrag. Ook wordt nagegaan of zoiets als een authentieke kern in de mens bestaat.
De indeling van deze excurs is verder als volgt:
1. Inleiding
2. De mens als beeld van God
3. De natuur van de mens
4. Beschrijving van de mens
5. De mens als eenheid
6. Ziel en geest na de dood
7. Ziel en Geest in het Jodendom
8. De verbinding met het Nieuwe Testament
9. Tenslotte
De mens als eenheid (een deel uit bovengenoemde excurs)
In het Oude Testament ligt de nadruk op de eenheid van de mens. Dit houdt ook een positieve visie op het lichaam in. Het lichaam is geen inferieur omhulsel van een superieur beginsel maar een transparant gegeven waarin emoties en relaties met de buitenwereld samenkomen. Zaken als het leven en de levenskracht zijn geheel verweven met het lichaam. We kunnen zeggen dat het lichaam tot zijn bestemming komt doordat het leven erin aanwezig is. De geest doordringt ziel, hart en vlees. De Geest doortrekt ieder aspect van het lichaam, maar ook de andere delen van het lichaam zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar.
We kunnen de eenheid van de mens ook als volgt omschrijven: de samenstellende delen van het lichaam verbinden en beïnvloeden elkaar en hangen met elkaar samen. Welk woord gebruikt wordt door de Israëliet hangt sterk af van het aspect dat benadrukt wordt. Door de wijze van kijken en de invalshoek wordt bepaald wat men ziet en beschrijft.
In christelijke kring wordt vaak een dichotomie (tweedeling van ziel en lichaam) of een trichotomie (driedeling van ziel, geest en lichaam) aangehangen. Het laatste standpunt wordt verdedigd op basis van 1Tes.5:23 en Heb.4:12. Vanuit het bovenstaande wordt duidelijk dat er wel zaken onderscheiden kunnen worden, maar niet gescheiden.
Ziel en lichaam
Noch in het Oude noch in het Nieuwe Testament staan ziel en lichaam tegenover elkaar. Lichaam en ziel maken samen de mens tot wie hij is: een schepsel van God. Verachting voor het lichamelijke en de opvatting dat de ziel door het lichaam gekerkerd is – ideeën die in de Griekse filosofie en in het opkomende gnostische denken vrij gangbaar waren – zijn het Nieuwe Testament ook volstrekt vreemd. Er is echter wel een onderscheid tussen beide Testamenten aanwijsbaar omdat het Nieuwe Testament nadrukkelijker dan het Oude spreekt over het voortleven van het lichaam en dat van de ziel. Dit blijkt uit Jezus’ uitspraak dat mensen weliswaar het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel (Mat.10:28). Over het lot van de ziel heeft alleen God, de Rechter, zeggenschap en wanneer het lichaam dood is, sterft de ziel kennelijk niet. In het visioen dat Johannes op Patmos ontvangt, ziet hij de zielen van de martelaren onder het altaar in de hemel (Op.6:9-11). Zij smeken God in te grijpen en hun recht te verschaffen. Toch is de ziel hier niet lichaamloos – al is er geen sprake van vlees en bloed – want de zielen worden met witte gewaden bekleed. Het iets sterkere onderscheid tussen ziel en lichaam vindt eerdere aanknopingspunten in Pr.12:7 en teksten uit de Joodse geschriften.
Ziel en geest
In 1Kor.15 schrijft Paulus over het opstandingslichaam dat de gelovigen zullen ontvangen; een ‘geestelijk lichaam’- wat niet staat voor ‘onstoffelijk’, maar voor ‘door de Geest gekenmerkt’ tegenover het huidige ‘natuurlijke lichaam’ (psuchikos). In een nadere toelichting zegt hij dat Adam’ een levende ziel’ werd. Deze woorden zijn ontleend aan de Griekse vertaling van Gen.2:7, waar ze gewoonlijk vertaald worden met ‘een levend wezen’. Zo wordt duidelijk dat het ‘natuurlijke’ lichaam het aardse lichaam is, het lichaam waarmee Adam geschapen is. Zoals Christus echter door de Geest van God opgewekt is uit de doden, zo zullen ook de gelovigen door Gods Geest (pneuma) worden opgewekt (Rom.8:11) en dus een geestelijk (pneumatikos) lichaam ontvangen. Gelovigen mogen leven in de verwachting met dit opstandingslichaam overkleed te worden (2Kor.5:1-4).
In 1Kor.2:14-15 Zet Paulus ‘een ongeestelijk mens’ (psuchikos) tegenover ‘de geestelijke mens’ (pneumatikos). Bij de eerste aanduiding gaat het om de mens zoals hij van nature is, terwijl de geestelijke mens de gelovige is die door de Heilige Geest levend is gemaakt in Christus (Ef.2:5). In Christus heeft de gelovige nu al deel aan het nieuwe, door God geleide leven, dat pas na de opstanding der doden ten volle zal aanbreken.
Opmerkelijke teksten zijn voorts de zegenbede in 1Tes.5:24 waar Paulus toewenst dat ‘geheel uw geest, ziel en lichaam bewaard mogen worden’ en Heb.4:12, waar gesteld wordt dat het Woord van God ziel, geest en lichaam van elkaar scheidt. Dit zou een grond kunnen zijn om een scherpe scheiding tussen drie lichaamsdelen aan te nemen. Uit deze gegevens moet men echter niet al te sterke conclusies trekken, want in het eerste vers ligt de nadruk op de mens in zijn totaliteit (vgl. hart, ziel en verstand – Mat.22:37). In het tweede vers ligt de nadruk juist op de sterke eenheid tussen ziel en geest (evenals bij ‘gewrichten en merg’ en ‘overleggingen des harten’): ze zijn weliswaar niet helemaal identiek , maar zo nauw met elkaar verbonden dat er menselijk gesproken geen scheiding tussen te maken is..De kracht van het Woord is echter zodanig dat hetgeen door mensen niet te scheiden is, toch onderscheiden wordt.
Korte samenvatting
Ondanks nuanceverschillen tussen het Oude en Nieuwe Testament kunnen we stellen dat beide uitgaan van de eenheid van geest, ziel en lichaam. Daarmee wordt duidelijk dat de hele mens beelddrager van God is. Door de zondeval is deze beeltenis aangetast, maar nooit geheel afwezig. Op grond van het nieuwtestamentisch getuigenis weten we dat Christus het herstelde en volmaakte beeld van God is. Door Hem mogen gelovigen weten dat ze deel zullen hebben aan de toekomstige opstanding en dat ze gedurende dit leven gedeeltelijk mogen delen in het opstandinglichaam. Cruciaal is dat niet uitsluitend een deel van de mens zal worden herschapen, maar dat deze heilsdaad betrekking heeft op de hele persoon; naar geest, ziel en lichaam.
Uit deze bijbelse gegevens blijkt dat een gelovige waardering mag hebben voor zichzelf en dat deze waardering zich ook uitstrekt naar zijn lichamelijkheid. In ieder geval wordt een gelovige niet aangespoord tot het zoeken naar een goddelijke kern in zichzelf, teneinde veranderd te worden. Het voorbehoud is hierbij echter wel dat zelfrespect altijd gefundeerd moet zijn in de relatie tot God en nooit mag leiden tot zelfverheffing buiten Hem. De Bijbel is er ook duidelijk over dat verandering van de persoonlijkheid mogelijk is door God lief te hebben met hart, ziel en verstand. Wanneer iemand met alles wat in hem is de HERE liefheeft, zal hij geleidelijk naar diens beeld worden veranderd.
2. (Kern op het woord Mens uit Noordegraaf, 2005)
De Bijbel laat een heel geschakeerd mensbeeld zien. Helemaal voorop staat dat de mens een schepsel is uit de handen van de Schepper. Geen mens hoeft onzeker te zijn over zijn herkomst. Gezond zelfvertrouwen heeft dan ook alles te maken met godsvertrouwen. Dit betekent dat de mens op zijn Schepper gericht moet zijn. De Bijbel vertelt hoe de mens oorspronkelijk goed geschapen is, maar zelf door de overtreding van Gods gebod is bezweken omdat hij zelf wilde uitmaken wat goed en kwaad is (Gen. 3:22). Geen mens kan dat dragen. De slechtheid van de mens vindt zijn oorsprong in deze zonde van opstand tegen God. In het tekenen van die slechtheid van mensen is de Schrift heel realistisch en draait nergens om de hete brij heen. Toch geeft de Bijbel meteen vanaf het begin de mens een draad van hoop in handen: de mens is geschapen naar Gods beeld. Voor God is dat ook in een geschonden schepping reden om de mens te beschermen tegen de agressie van zijn medemensen. Naast het kwaad dat alles in het mensenleven doordringt en elk verband waarin mensen geplaatst zijn beschadigt, is de Bijbel helder over Gods grote liefde voor mensen. Voor die liefde geeft God geen redenen. Hij bewijst die liefde voor de mens en voor zijn eigen schepping door zijn Zoon mens te laten worden. Dit bijbelse spreken bevrijdt van ongebreideld optimisme of moedeloos makend pessimisme over de mens. Mensen leren de feiten onder ogen zien, maar krijgen tegelijk meer hoop dan ze voor mogelijk hadden gehouden. De Schrift laat ons niet toe om over de mens alleen maar horizontaal te denken, alsof het met de dood helemaal afgelopen is. God wijst de weg naar een nieuw leven dat zelfs het heelal overleeft. Dit stimuleert om op een veelzijdige manier naar medemensen te kijken: de Bijbel leent ons de ogen van God om daarmee naar anderen te kijken. Het is voor ieder mens elke dag weer opnieuw een uitdaging en verantwoordelijkheid om met die ogen te kijken naar zichzelf en de ander.
God
God de Vader [29]
God de Zoon, Jezus Christus [30]
God, de Heilige Geest [31]
De Heilige Geest wordt binnen het christendom beschouwd als de Geest van God. Samen met God de Vader en de Zoon van God vormt de Heilige Geest de heilige Drie-eenheid. Volgens de algemene opvatting werd deze leer officieel vastgesteld op het Concilie van Nicea in 325, maar de ideeën hieromtrent leefden al langer binnen de christelijke gemeenschap. De Heilige Geest wordt doorgaans gesymboliseerd in de vorm van een duif of een vuurvlam.
Als het in de Bijbel over de Heilige Geest gaat, worden daar soms ook andere benamingen voor gebruikt zoals de Geest des HEREN/van de HEER of kortweg de Geest. Hoewel de Heilige Geest onder christenen vooral geassocieerd wordt met het Nieuwe Testament, is er in het Oude Testament zeker ook op meerdere plaatsen sprake van de Geest van God. De Geest wordt in dat deel van de Bijbel veelal in verband gebracht met vooraanstaande personen uit het volk van Israël, zoals profeten en richters. In het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament blijft de hulp van de Heilige Geest niet langer voorbehouden aan enkele joodse gelovigen. Jezus voorspelde in het evangelie naar Johannes (16:7-15) dat de Heilige Geest over zijn volgelingen zou komen nadat Hijzelf vertrokken was.
‘Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven.’ (Joh.14:16-17). Het inwonen van de Heilige Geest in de gelovige geldt ook als een onderpand, namelijk dat de gelovige eens het eeuwige leven zal krijgen (2 Cor. 5:4-5).
Deze ‘Helper’ zou Jezus’ volgelingen op de hoogte stellen, uitleggen en toelichten van wat Jezus hen tijdens zijn leven op aarde had verteld, en zou hen tevens het nodige leren voor het leven naar de wil van God. Volgens hoofdstuk twee van het Bijbelboek Handelingen (tien dagen na de Hemelvaart van Jezus) wordt tijdens het joodse Wekenfeest de Heilige Geest uitgestort over alle gelovigen. Christenen vieren dit jaarlijks met Pinksteren waarbij herdacht wordt dat de Heilige Geest op de gelovigen uitgestort werd.
De Geest is Gods persoonlijke en krachtdadige aanwezigheid in de christelijke gemeente en in de gelovige. Het doel van de Heilige Geest is om de gelovigen steeds meer op Jezus te doen lijken. Het ontvangen van de Heilige Geest kan worden gekenmerkt door het leven naar de wil van God. De Heilige Geest ontvangt men door geloof in het Evangelie en het gebed om de Heilige Geest (Luc.11:13, Hand.19:6, Ef.1:13).
Theologie
Theologie (synoniem: godgeleerdheid) betekent letterlijk ‘godsleer’. Theos is Grieks voor ‘God’; logos is Grieks voor ‘woord’, ‘leer’, ‘kennis’ of ‘verhandeling’. De term theologie is afkomstig uit de christelijke traditie en wordt daarom overwegend gebruikt voor de (studie van de) geloofsinhoud van het christendom.
De theologie bestudeert de historische bronnen van het geloof (bijbelse theologie), historische theologie, de systematische analyse van het geloof (systematische theologie) en de christelijke geloofspraktijk. Tot de theologie behoort daarom ook de bredere studie van alle godsdienstige of religieuze onderwerpen. In tegenstelling tot de godsdienstwetenschap houdt theologie er rekening mee dat in teksten die ze bestudeert mensen ervan blijk geven zich door God aangesproken te voelen. Daarnaast onderscheidt christelijke theologie zich doordat zij God en de Bijbel vanuit een gelovig perspectief onderzoekt.
2. Wat is geloofsbeleving nog meer?
Spiritualiteit/geloofsbeleving[32]
Geloofsbeleving is een containerbegrip dat de beleving beschrijft die in de wereld van het geloven mensen bezighoudt en inspireert. Het meer algemeen bekende woord is spiritualiteit, een begrip waarvan we nu de betekenis zullen trachten vast te stellen.
Spiritualiteit heeft in de breedste zin te maken met zaken die de geest (Latijn spiritus) betreffen. Het woord wordt op vele manieren gebruikt en kan te maken hebben met godsdienst/religie of ‘bovennatuurlijke’ krachten, maar de nadruk ligt op de persoonlijke innerlijke ervaring.
In strikte betekenis wordt er het bewustzijn mee aangeduid, dat de menselijke ziel of het menselijke innerlijk zijn oorsprong in een goddelijke of andere werkelijkheid heeft of in relatie staat tot een andere, hogere werkelijkheid.
Gedurende de laatste decennia is spiritualiteit steeds meer gaan betekenen dat iemands beleving meer persoonlijk, minder dogmatisch en met meer openheid voor nieuwe ideeën en invloeden, meer pluralistisch is dan het geloof van de gevestigde religies. Onder invloed van de pluralistische religietheorie ontwikkelde zich vanaf de jaren 70 in de 20e eeuw de idee van spiritualiteit als persoonlijke levenshouding, meestal buiten de georganiseerde religies. Zij die liever van ‘spiritualiteit’ spreken dan van ‘religie’ zijn geneigd aan te nemen dat er vele ‘spirituele wegen’ zijn en dat er geen objectieve waarheid bestaat over welke weg men het beste zou kunnen volgen. Op grond daarvan worden keuzes voor het volgen van zo’n spirituele weg doorgaans bepaald door subjectieve verlangens en de verwachte meerwaarde voor de persoonlijke belevingswereld.
Ik behandel het begrip spiritualiteit (ofwel geloofsbeleving) vanaf nu vanuit het gezichtspunt van het orthodoxe christelijke geloof, zie de voetnoot bij dit onderwerp.
Spiritualiteit gaat dus over geestelijk leven, wat dat leven drijft en motiveert, wat mensen nuttig vinden om hun geestelijk leven te versterken en te ontwikkelen. Het gaat om de kracht die het leven van gelovigen bezielt en die hen ertoe aanzet de kiem van hun geestelijk leven te laten groeien en te perfectioneren.
Spiritualiteit is de uitwerking van iemands geloof in zijn of haar werkelijke bestaan – wat ze doen met wat ze geloven. Het gaat niet alleen maar om ideeën, hoewel de basisideeën van het christelijk geloof wel belangrijk zijn voor christelijke spiritualiteit. Het gaat erom hoe het christelijk leven wordt opgevat en vormgegeven. Het gaat om het ‘volledig’ vatten van de werkelijkheid van God. We zouden dit grotendeels kunnen samenvatten door te zeggen dat christelijke spiritualiteit het nadenken is over het doel van het christelijke leven, namelijk om een relatie met God te krijgen en te bewaren. Dat omvat zowel de openbare eredienst als het persoonlijke geloofsleven en de vruchten daarvan in de dagelijkse werkelijkheid.
Een eerste definitie van spiritualiteit
Spiritualiteit heeft te maken met het zoeken naar bevredigend, authentiek religieus leven, waarbij de voor die religie kenmerkende ideeën gecombineerd worden met de totale ervaring van het leven op basis en binnen de context van die religie.
Enkele werkdefinities van spiritualiteit
Op dit punt is het nuttig een paar werkdefinities van spiritualiteit van gezaghebbende schrijvers op dit terrein weer te geven. Misschien ben je het er niet altijd mee eens, maar deze punten zullen verduidelijken wat spiritualiteit in het algemeen gesproken is.
Spiritualiteit is een doorleefde ervaring, de inspanning om de betreffende elementen in het christelijk geloof toe te passen op de geestelijke leiding van mannen en vrouwen voor hun geestelijke groei en tot voortgaande ontwikkeling van hun persoonlijkheid, die opbloeit tot een overeenkomstig toegenomen inzicht en vreugde.
George Ganss, Inleiding op Ignatius van Loyola, p. 61.
Spiritualiteit heeft te maken met onze ervaring van God en de vorming van ons bewustzijn en ons leven als resultaat van die ervaring.
Richard O’Brien, Catholicism, p. 1058.
Spiritualiteit verwijst naar doorleefde ervaring en een gedisciplineerd leven van bidden en werken, maar het is onvoorstelbaar zonder de specifieke theologische inhoud die onderdeel is van die vormen van leven die authentiek christelijk geloof vertonen.
Don E. Saliers, Spirituality, p.460.
Spiritualiteit is een nuttige term om te beschrijven hoe wij ons individueel en collectief de traditionele geloofsinhoud over God, de mens en de wereld toe-eigenen, en uitdrukken in onze basishouding, levens- stijl en handelen.
Philip Sheldrake, Images of Holiness, p. 2.
Wat er verder ook gezegd kan worden over een spiritualiteit die zich houdt aan de inhoud en de lijn van de Schrift, geestelijke volwassenheid of harmonie zal altijd betrekking hebben op de hele persoon – lichaam, verstand en ziel, plaats en relaties – en verbonden zijn met de hele schepping van alle tijden. Bijbelse spiritualiteit omvat de hele persoon in het totale bestaan van de wereld, niet een of ander fragment of deel of incident van iemands leven.
William Stringfellow, Politics of Spirituality, p. 22.
Spiritualiteit is de zichzelf overstijgende kern van alle menselijke personen, en alles wat daar betrekking op heeft, inclusief bovenal de manier waarop die misschien oneindig kneedbare kern in dagelijkse situaties tot uitdrukking komt. Richard Woods, Christian Spirituality, p. 9.
Samenvatting: wat is spiritualiteit?
De afgelopen jaren is de interesse voor de christelijke spiritualiteit toegenomen. In vroegere generaties van protestantse schrijvers, de puriteinen bijvoorbeeld, werd wat nu ‘geestelijkheid’ heet, beschreven als ‘vroomheid’ of zelfs als ‘goddelijkheid’. In de afgelopen decennia is de term ‘spiritualiteit’ echter algemeen geaccepteerd als verwijzing naar aspecten van religieuze devotie en met name de innerlijke geloofsbeleving van christenen. Zij wordt vaak tegenover een zuiver academische, objectieve of externe benadering van een religie gezet. De belangstelling voor spiritualiteit is binnen iedere tak van het christendom toegenomen: protestantisme, rooms-katholicisme, oosterse orthodoxie en de evangelische beweging. Evangelische schrijvers als Eugene Peterson, Dallas Willard en de bekende J.I. Packer onderstrepen het belang van de relationele aspecten van het geloof en beschouwen deze als een manier om de persoonlijke relatie met God en geloofsbeleving te verdiepen!
Wat houdt spiritualiteit eigenlijk in? Hoe moet dit woord worden geïnterpreteerd? Het heeft te maken met het Hebreeuwse woord ruach, dat normaal gesproken wordt vertaald met ‘geest’, maar waaraan nog vele andere betekenissen verbonden zijn, zoals ‘adem’ en ‘wind’. ‘De geest’ geeft leven en bezieling. Spiritualiteit heeft dus te maken met het leven van het geloof – het moedigt aan, motiveert en helpt mensen om hun geloof in stand te houden en te ontwikkelen. Het gaat om datgene wat het leven van gelovigen bezieling geeft en waardoor ze worden aangespoord b.v. om hun nog jonge geloof te verdiepen en vervolmaken.
Hoe verhouden spiritualiteit en overtuiging zich dan tot elkaar? Op welke wijze wordt christelijke spiritualiteit door christelijke theologie gestimuleerd en ingevuld? Thomas Merton (1915-1968), een trappistenmonnik die grote invloed had op de moderne westerse geestelijkheid, beweerde dat spiritualiteit en theologie zeker los van elkaar bekeken kunnen worden – maar ook dat ze bij elkaar horen als de twee zijden van een munt. Hij verklaarde: ‘We moeten intellectuele studies over goddelijk geopenbaarde waarheid en de bespiegelende beleving ervan niet van elkaar scheiden alsof ze niets met elkaar te maken kunnen hebben. We moeten er juist van uitgaan dat ze bij elkaar horen. Zonder spiritualiteit kent de theologie geen vurigheid, bezieling of geestelijke waarde, en de overpeinzing geen inhoud, zin of richting.’
J.I. Packer, wiens boek ‘God leren kennen’ alom bekend staat als een evangelisch-spirituele klassieker heeft eenzelfde benadering. Door spiritualiteit te beschrijven als ‘Gods leven in de ziel van de mens’ of ‘de studie van de wortel en vrucht van goddelijkheid’ laat Packer zien hoe de twee disciplines elkaar aanvullen. Hij zou graag zien dat ‘theologische studie wordt verricht als onderdeel van onze relatie met God’ en dat ‘spiritualiteit binnen een evaluatief theologisch raamwerk wordt bestudeerd’.
Slechte theologie leidt tot slechte spiritualiteit. ‘Verlies de Zoon uit het oog, laat je aandacht voor zijn bemiddeling, boetedoening en hemelse voorspraak verslappen en je zult terugglijden naar het wetticisme, de natuurlijke religie van de gevallen mens die alleen op werken gericht is.’ Geloof doet er dus wel degelijk toe, net als het leven van christenen.
Christelijke geloofsbeleving
Wat is christelijke spiritualiteit?
Nu we het woord spiritualiteit hebben doorgelicht, kunnen we bekijken wat er precies bedoeld wordt met christelijke spiritualiteit. We hebben de term hierboven al gebruikt. Binnen het christelijk geloof is spiritualiteit het vormgeven van de ontmoeting met Jezus Christus in het dagelijks leven. ‘Christelijke spiritualiteit’ verwijst dan ook naar de manier waarop het christelijke leven wordt opgevat, en naar de expliciet geestelijke praktijk die is ontwikkeld om die relatie met Christus te koesteren en te ondersteunen. Christelijke spiritualiteit is dus de manier waarop christenen individueel en samen proberen hun ervaring van God te verdiepen, ofwel de tegenwoordigheid van God te praktiseren, zoals broeder Laurentius, een bekende Franse monnik uit de 17e eeuw het noemde.
Een eerste definitie van christelijke spiritualiteit
Christelijke spiritualiteit heeft te maken met het zoeken naar een bevredigend, authentiek christelijk bestaan, waarbij de grondslagen van het christelijk geloof gecombineerd worden met de totale ervaring van het leven op basis en binnen de context van dat geloof.
De term spiritualiteit is de laatste tijd algemeen aanvaard als gangbare benaming voor de devotionele aspecten van een religie, met name de individuele innerlijke ervaring van de gelovigen. Spiritualiteit staat tegenover de zuiver academische, objectieve benadering, die wordt beschouwd als een louter afstandelijk identificeren en benoemen van de belangrijkste dogma’s en praktijken van een religie, zonder in te gaan op de vraag hoe individuele aanhangers van een godsdienst hun geloof ervaren en praktiseren. Het is lastig om deze term precies te definiëren, enerzijds doordat hij op zoveel verschillende manieren wordt gebruikt, anderzijds doordat de geleerden het er niet over eens zijn hoe hij binnen het vakgebied gebruikt zou moeten worden. Bovenstaande definities zijn slechts een poging om min of meer een idee te vormen wat het onderwerp inhoudt; het zijn niet de enig mogelijke definities!
Soorten christelijke spiritualiteit [33]
Het feit dat er over ‘christelijke spiritualiteit’ wordt gesproken, zou de indruk kunnen wekken dat er één duidelijk omschreven zaak is die daarmee wordt aangeduid. Maar in feite is het christelijk geloof heel divers en gevarieerd. Hoewel er wel overeenstemming is over de kern van het geloof, die samengevat wordt in breed aanvaarde documenten als de Apostolische geloofsbelijdenis, is er een belangrijke mate van variatie binnen het christendom over de interpretatie van enkele fundamentele geloofswaarheden, vooral over de vraag hoe christenen het kerkelijk leven vorm (behoren te) geven. Bovendien leiden de individuele eigenschappen van de gelovigen ook tot verschil in geestelijke voorkeur. Gezien de brede variatie op het gebied van spiritualiteit die in de geschiedenis van de kerk wordt aangetroffen, is het nuttig om enig idee te geven welke typen spiritualiteit er zoal zijn.
Een bijzonder belangrijke factor is wat de persoon of gemeenschap als geloofsbasis heeft. Theologie is van grote invloed op spiritualiteit. Ik verwijs voor dit belang naar hoofdstuk 3 en 4 van het boek waaruit deze tekst grotendeels stamt: Alister McGrath ‘Christelijke spiritualiteit’ , Kampen 2002.
Spiritualiteit, theologie en persoonlijkheid
We kunnen christelijke spiritualiteit beschouwen als het pogen een verzameling theologische overtuigingen in contact en correlatie te brengen met een heel specifieke verzameling persoonlijke en institutionele omstandigheden. Met deze uitspraak wil ik geen keuze maken wat betreft de prioriteit van theologie of ervaring; sommige mensen beginnen vanuit de theologie en proberen die in overeenstemming te brengen met hun persoonlijke ervaring; anderen bemerken dat hun ervaring hen confronteert met vragen en problemen die theologische doordenking vereisen. De hoofdzaak is dat dit correlatieproces voor de spiritualiteit van centraal belang is. Spiritualiteit is niet iets dat louter uit theologische veronderstellingen wordt afgeleid, en ook niet geheel uit onze ervaring. Het ontstaat uit de creatieve, dynamische synthese van geloof en leven, aaneengesmeed door het verlangen het christelijk geloof authentiek, verantwoordelijk, effectief en optimaal in het leven vorm te geven.
Gadamer en de fusie van horizonten
Wij zouden dit proces kunnen onderzoeken in termen van de ‘fusie van horizonten’, een karakteristiek thema in de werken van de bekende Duitse Josoof Hans-Georg Gadamer (1900-) als het gaat om de interpretatie en toepassing van teksten. Gadamer zegt dat het nodig is correlatie (dat is wederzijdse onderlinge betrekking) tot stand te brengen tussen de ‘horizon’ van de tekst en de ‘horizon’ van de situatie van de individuele lezer. Zo is het ook nodig dat de ‘horizon’ van de individuele ervaring in correlatie komt met de inhoud van de christelijke theologie.
Verscheidenheid aan spiritualiteiten
Het zal dus duidelijk zijn dat we een grote verscheidenheid aan ‘spiritualiteiten’ kunnen verwachten, omdat er enerzijds heel wat verschillende (hoewel onmiskenbaar verwante) theologische opvattingen bestaan, anderzijds een buitengewoon grote variatie aan persoonlijke en institutionele (kerkelijke) omstandigheden is aan te wijzen in de geschiedenis van het christendom. We kunnen dit illustreren door enige variabelen aan beide kanten van het correlatieproces onder de loep te nemen.
Theologische variabelen
De term ‘christelijke theologie’ verwijst naar een verzameling ideeën die gegrond zijn op de christelijke traditie, hun oorsprong vinden in de Bijbel en bewaard en uitgewerkt worden in het proces van doordenking, uitleg en overdracht binnen de geloofsgemeenschappen. Hoewel sommige geloofspunten in alle als zodanig herkenbare christelijke theologieën te vinden zijn (bijvoorbeeld de gedachte dat Jezus Christus de uiteindelijke zelfopenbaring van God is), zijn er belangrijke variaties tussen diverse soorten christelijke theologie. Een paar voorbeelden laten zien hoe groot de ruimte voor diversiteit in spiritualiteit kan zijn:
- Er bestaan significant verschillende houdingen tegenover Maria, de ‘moeder Gods’ in de verschillende christelijke tradities. In het algemeen leggen de katholieke en orthodoxe tradities veel nadruk op de rol van Maria, terwijl de protestanten dat niet doen. Een duidelijk gevolg van dit verschil is het vrijwel volledig ontbreken van Maria-devotie binnen het protestantisme.
- Binnen het christendom wordt een breed scala aan standpunten ingenomen over de aard en de betekenis van de sacramenten. Sommigen beschouwen sacramenten als tekenen van Gods genade, opbouwende herinneringen aan iets dat ze al weten. Anderen zien ze als tekenen van de waarachtige tegenwoordigheid van God in de wereld, een krachtige bevestiging van de goddelijke presentie in de geschapen werkelijkheid. Dit verschillend denken over de sacramenten kan gevolgen hebben voor de spiritualiteit – niet alleen wat betreft de rol van de sacramenten voor het persoonlijk geestelijk leven, maar ook wat betreft opvattingen over hoe God in de wereld aanwezig is en handelt!
- Een van de meest opvallende kenmerken van de kerkgeschiedenis is dat groepen en personen die een gemeenschappelijke theologische basis hebben, toch verschillende aspecten van die theologie benadrukken. Sommige christenen plaatsen het heilswerk van Christus centraal, andere vinden de leer van de menswording van Jezus het belangrijkst. Weer anderen leggen alle nadruk op de invloed van de Heilige Geest.
Het is dus mogelijk dat men het eens is over de inhoud van de geloofsleer, maar verschillende opvattingen heeft over welke punten het belangrijkst zijn. Zo zijn er ook nog historische variabelen die van doen kunnen hebben met bijvoorbeeld de al dan niet brede beschikbaarheid van de Bijbel en de leesvaardigheid van de mensen. Daarnaast zijn er nog persoonlijke variabelen.
Persoonlijke variabelen
We zien de spiritualiteit van een individu of groep sterk door persoonlijke omstandigheden beïnvloed wordt. We zouden kunnen spreken van esthetische, psychologische en sociologische factoren als invloeden die bepalen welke vorm van spiritualiteit het meest aanspreekt. Enkele voorbeelden:
- Persoonlijke smaak. Smaken verschillen sterk als het erom gaat wat ‘schoonheid’ is op het gebied van beeldende kunst, architectuur, muziek en taal. Veel christenen zijn er heilig van overtuigd dat Gods schoonheid het best gevierd kan worden door Hem te aanbidden met de mooiste taal, muziek en architectuur die te vinden zijn. Maar wat is het mooiste? Daar is nooit overeen- stemming over te bereiken. Zo voelen sommigen zich geestelijk gesterkt door architectuur en kerkmuziek uit de periode van de barok; anderen geven de voorkeur aan openluchtdiensten en eenvoudige volksmelodieën. Kwesties van persoonlijke smaak spelen op dit gebied een belangrijke rol; theologische overwegingen kunnen hier niet doorslaggevend zijn.
- Persoonlijke predispositie[34] (ontvankelijkheid). Sommige mensen zijn sterk verbaal ingesteld. Zij denken over God in woorden en ideeën. Anderen (misschien de meerderheid) hebben visuele beelden of gedachten nodig om hun denken en hun omgang met God te ondersteunen. De eersten hebben het meest aan goede preken en opbouwende boeken voor hun geestelijk leven; voor de laatsten zijn goede beelden onontbeerlijk. Het gebruik van illustraties in middeleeuwse gebedenboeken en religieuze kunst in kerken is niet alleen bedoeld ter verfraaiing. Er wordt ook mee erkend dat veel mensen gebaat zijn bij beelden of ‘plaatjes’ voor hun spiritualiteit. Ook hier blijkt weer dat een aspect dat eerder psychologisch dan theologisch te noemen is, van grote invloed blijkt te zijn op het gebied van de spiritualiteit!
- De omstandigheden van de mensen verschillen enorm. De situatie van een Franse monnik in de Middeleeuwen is niet te vergelijken met die van een welgestelde Engelse weduwe in de achttiende eeuw of een rijke bankier in New York in 2009. Elke situatie kent haar eigen beperkingen en biedt haar eigen mogelijkheden om het christelijk geloof vorm te geven.
Naast deze esthetische en andere overwegingen, zijn er nog de verschillen in ‘gender’[35], sociale klasse en ras of nationaliteit. Al die factoren houden op de een of andere manier verband met elkaar, waardoor het buitengewoon lastig is hun invloed te meten of er veel van te zeggen.
- Gedrags- en identiteitsaspecten van de sekse (gender) blijkt heel belangrijk voor spiritualiteit, hoewel er nog geen overeenstemming is over de aard en spanwijdte van de invloed van het genderverschil. In zeker opzicht wordt dit zichtbaar in de taal die een schrijver gebruikt om zich God voor te stellen en over hem te schrijven. Een typerend voorbeeld is Juliana van Norwich (ca.1342-na 1416). Zij maakt uitgebreid gebruik van de beeldspraak van moederschap als zij over Christus spreekt. In een ander opzicht zien we het genderverschil bij de diverse opvattingen over zonde – bijvoorbeeld in de opmerking dat trots de meest voorkomende mannelijke zonde is, en een laag zelfbeeld de vrouwelijke tegenhanger daarvan. Een van de ‘vruchten’ van de feministische beweging is de herontdekking van vrouwelijke mystieke auteurs, met name die uit de Middeleeuwen.
- Ook ras of nationaliteit zijn van invloed, vooral in een multiculturele omgeving als Noord-Amerika, waar ras en culturele identiteit vaak nauw samenhangen. In zwarte holiness-kerken zijn heel andere tradities van spiritualiteit ontstaan dan elders in het protestantisme! Zo maken Aziatische christenen (vooral die oorspronkelijk uit Korea en China komen) soms gebruik van elementen uit hun eigen cultuur bij hun benadering van spiritualiteit. Onder zendelingen die uit verschillende culturen samenwerken is dit een bekend gegeven.
- Sociale klasse moet ook in aanmerking genomen worden, niet het minst omdat klasse vaak samenhangt met smaak en mate van leesvaardigheid. Sommige populaire vormen van spiritualiteit houden zich aan de culturele maatstaven van de groepen op wie ze zich richten. We zien dat terug in de muziek, de literatuur en de beeldende kunst die worden gebruikt om de geestelijke beleving te stimuleren en te versterken. Zo maakte de Amerikaanse negentiende-eeuwse opwekkingsbeweging in de kerkdiensten heel veel gebruik van technieken die ontleend waren aan het populaire toneel.
Na deze uiteenzetting zal al wel duidelijk zijn dat individuele verschillen in temperament en milieu onvermijdelijke gevolgen hebben voor iemands spiritualiteit. Zelfs als iedereen dezelfde theologische overtuiging en keuzen deelde, zouden verschillen in persoonlijk temperament en sociale factoren tot een veelheid aan spiritualiteiten leiden. We zouden bijna kunnen stellen dat er evenveel spiritualiteiten als christenen zijn, want elke gelovige probeert het christelijk geloof te verwerken in termen van haar of zijn specifieke (en unieke) omstandigheden.
Er zijn dus uitstekende redenen om enerzijds over ‘christelijke spiritualiteit’ te spreken, anderzijds zijn er meerdere ‘christelijke spiritualiteiten’. Op het hieraan verwante terrein van de theologie is de situatie vergelijkbaar; daar bestaat een heel scala van ‘theologieën’ die een kern van geloofswaarheden gemeenschappelijk hebben. Wanneer we hier spreken over ‘christelijke spiritualiteit’, is dat omdat al die vormen van spiritualiteit uiteindelijk voortkomen uit het leven, het sterven en de opstanding van Jezus Christus. Maar uit dat enkelvoud moet niet worden geconcludeerd dat het terrein een grote eenvormigheid kent.
Kerkelijke omstandigheden, – stromingen en -overwegingen
We noemden hierboven een werkdefinitie van christelijke spiritualiteit, waarmee enkele centrale kenmerken worden omschreven zonder die al te exact uit te leggen. Deze werkdefinitie luidde als volgt:
‘Christelijke spiritualiteit heeft te maken met het zoeken naar een bevredigend, authentiek christelijk bestaan, waarbij de grondslagen van het christelijk geloof gecombineerd worden met de totale ervaring van het leven op basis en binnen de context van dat geloof.’
Deze eerste definitie van christelijke spiritualiteit laat dus bewust ruimte voor een fundamenteel onderscheid tussen spiritualiteit in het algemeen en die specifieke vormen van spiritualiteit die met het christelijk geloof samenhangen. Maar de definitie vestigt ook de aandacht op een andere kwestie van fundamenteel belang: er zijn verschillende stromingen binnen het christendom, en dus ook verschillende soorten spiritualiteit. We kunnen zonder meer spreken van ‘katholieke spiritualiteit’, ‘orthodoxe spiritualiteit’, ‘lutherse spiritualiteit’, gereformeerde spiritualiteit’, ‘evangelische spiritualiteit’ en ‘charismatische spiritualiteit’.
Dit zijn allemaal vormen van christelijke spiritualiteit, die ten dele verschillen doordat ze gekleurd zijn door die verschillende vormen van christelijk geloven. Het zal dus duidelijk zijn dat het van belang is iets te weten over die verschillende stromingen in de geschiedenis en in de wereld van vandaag, en nagaan wat hun verschillen en bijzondere kenmerken zijn.
We zullen dus enige aandacht besteden aan een aantal voor ons doel van belang zijnde denominationele verschillen binnen het christendom, dan wel wat de relevantie ervan is gebleken voor het terrein van de spiritualiteit[36]. Hieronder volgen nu een aantal ‘stemmen’ uit de eigen gelederen van de drie voor dit artikel het meest van belang zijnde spiritualiteiten.
Gereformeerde geloofsbeleving [37]
‘Gereformeerd’ is de benaming van de theologische traditie die zich vooral laat inspireren door de werken van Johannes Calvijn (1510-1564) en zijn opvolgers.
Auteurs die zich in onze tijd o.m. (kritisch) bezig houden/hielden met de Gereformeerde geloofsbeleving zijn o.a. J. Hoek,W.H. Velema, W. van ’t Spijker, C. Graafland, K. Runia, W. Balke, A. van de Beek, W. Dekker, A. de Reuver
**Uit een boek van Graafland is in de Bijlagen een citaat m.b.t. gereformeerde spiritualiteit opgenomen.
Reformatorische geloofsbeleving [38]
Het begrip ‘Reformatorisch’ is sinds de jaren zeventig van de 20ste eeuw de aanduiding voor de zuil van organisaties van de bevindelijk gereformeerden. De eerste organisatie die het begrip ‘reformatorisch’ beperkte tot de bevindelijk gereformeerde zuil was het Reformatorisch Dagblad.
Principieel echter behoort de term reformatorisch tot de gereformeerde traditie en is een ‘categorie’ van de term ‘Gereformeerd’. In technische zin heeft het woord ‘reformatorisch’ dus een veel bredere strekking, namelijk geïnspireerd door de Reformatie van de zestiende eeuw. In deze zin wordt het begrip bijvoorbeeld nog gebruikt door de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte.
Dan is er in meer toegespitste zin sprake van de ‘Nadere Reformatie’ als een vorm van gereformeerd Piëtisme. Het gereformeerd Piëtisme was een vroomheidsbeweging binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerk in de zeventiende en achttiende eeuw. Gereformeerde piëtisten streefden naar het bevorderen van een ‘vrome levenswandel’ op alle levensterreinen.
De ‘Nadere Reformatie’ was een actieve beweging om dit doel door samenwerking te bereiken. Typerend was hun gewoonte om een ‘reformatieprogramma’ op te stellen of daarbij aan te sluiten. Bekende vertegenwoordigers warenWillemTeellinck, Gisbertus Voetius en Jodocus van Lodenstein. Het gereformeerd Piëtisme is verwant aan het Engelse Puritanisme en de voorreformatorische devotie.
Auteurs die zich in onze tijd o.m. (kritisch) bezig houden/hielden met de Reformatorische geloofsbeleving (o.a. Nadere Reformatie) zijn: A. de Reuver, C. Graafland, W.J. op ’t Hof, T. Brienen, W. Balke.
**Uit een boek van ……………is in de Bijlagen een citaat m.b.t. reformatorische spiritualiteit opgenomen.
Evangelische geloofsbeleving [39]
Oorspronkelijk verwees de term ‘Evangelisch’ naar de beginnende hervormingsbewegingen in Duistland en Zwitserland in het begin van de zestiende eeuw. Tegenwoordig wordt met ‘evangelisch’ een belangrijke, vooral Engelstalige stroming in de theologie bedoeld, die veel waarde hecht aan de Bijbel als hoogste gezag voor leer en leven en aan de verzoenende dood van Jezus Christus. Zie hierbij ook mijn lezing/artikelen zoals genoemd in de noot boven dit kopje.
Auteurs die zich in onze tijd o.m. (kritisch) bezig houden/hielden met de Evangelische geloofsbeleving zijn J.I. Packer, Alister McGrath, John Piper, Graham Tomlin, K. Runia, L. Floor, J. Hoek, H.C. Stoffels, E.W. van der Poll,
**Uit een boek van …………….is in de Bijlagen een citaat m.b.t. evangelische spiritualiteit opgenomen.
Mystiek en spiritualiteit
Soms komen we tekst tegen waaruit blijkt dat de auteur onder het begrip mystiek hetzelfde verstaat als wat wij hier onder spiritualiteit begrijpen. Anderen noemen mystiek een speciaal soort spiritualiteit, die de rechtstreekse persoonlijke ervaring van God centraal stelt. Ik vermijd de term mystiek hier liever, omdat het woord verwarrend blijkt te zijn, maar licht het hieronder wel toe.
Het woord mystiek betekent verschillende dingen voor verschillende mensen. Het woord heeft de volgende drie betekenissen.
- Mystiek benadert het christelijk geloof met speciale nadruk op het relationele, geestelijke of ervaringsaspect ervan, in tegenstelling tot meer cognitieve of intellectuele benaderingen, die traditioneel onder de theologie vallen. De protestantse hervormer Johannes Calvijn (1509- 1564), bekend om de exactheid van zijn theologie, had er geen moeite mee de term unio mystica (mystieke eenheid) voor de relatie tussen Christus en de individuele gelovige te gebruiken, maar hij bedoelde daarmee de eenheid met Christus en het delen in zijn leven en heil. Sommige auteurs stellen daarom ‘mystieke theologie’0, die zich concentreert op de existentiële of relationele aspecten van het christelijk denken, tegenover ‘dogmatische theologie’, die zich bezighoudt met het specifieke gedachtegoed van het christelijk geloof. Zo opgevat is een ‘mysticus’ of ‘mystiek auteur’ iemand die vooral bezig is met de ervaring van God en de vorming van het christelijk bewustzijn.
- In normaal taalgebruik noemt men een benadering van geestelijke zaken in religieuze en niet-religieuze context, die de nadruk legt op innerlijke beleving en daarom een cognitieve aanpak van het geestelijke verwerpt of ondergeschikt acht, mystiek. In deze betekenis duidt het woord mystiek op mogelijk irrationele en anti-intellectuele visies op de werkelijkheid, waarbij schijnbare tegenstrijdigheden vaak eerder positief dan negatief worden beoordeeld. Hier betekent mystiek: ‘betrokken op esoterische leringen, verhoogd psychologisch bewustzijn, of exotische zintuiglijke ervaring.’
- Het woord mystiek wordt ook wel gebruikt voor bepaalde stromingen in de christelijke spiritualiteit, zoals de Engelse mystici uit de veertiende eeuw (Richard Rolle, Walter Hilton) en de Duitse mystici van de late Middeleeuwen (Meister Eckhart, Johannes Tauler). Hoewel dit algemeen gangbaar is, is het toch enigszins misleidend, gelet op wat we hierboven schreven, dat de term de doelstellingen van de auteurs niet altijd dekt.
Deel III
Theologen die mij vormen
Aurelius Augustinus
Aurelius Augustinus (Thagaste, 13 november 354 – Hippo, 28 augustus 430) was bisschop van Hippo, theoloog, filosoof en kerkvader.
Johannes Calvijn
Johannes Calvijn (Noyon, 10 juli 1509 — Genève, 27 mei 1564) was een belangrijke Franse-Zwitserse christelijke theoloog tijdens de reformatie en is de naamgever van een protestants-christelijke stroming, het calvinisme. Als reformator wordt Calvijn vaak in een adem genoemd met Maarten Luther, die zijn 95 stellingen poneerde in 1517 toen Calvijn acht jaar oud was.
Thomas a Kempis
Thomas a Kempis ca. 1380 – Zwolle, 25 juli 1472) was een middeleeuwse augustijner kanunnik, kopiist, schrijver en mysticus. Hij was lid van de spirituele beweging van de Moderne Devotie en een volgeling van Geert Grote en Floris Radewijnsz, de stichters van de Broeders des Gemenen Levens.
Wim H. Velema
Reformatorisch Dagblad 23-07-2009 08:48
Interview: Eunice Hoekman-van Stuijvenberg
Prof. dr. W. H. Velema: „In de discussie over abortus heb ik gezegd: „Denk erom, nu krijgt euthanasie een plaats. Als je aan het begin van het leven ingrijpt, kom je terecht bij het einde.” Dat werd weggewuifd: kom nou toch.”
Prof. dr. W. H. Velema bevindt zich maar zelden onder het gehoor van een van zijn voormalige studenten. Vrijwel iedere zondag staat de 79-jarige oud-hoogleraar zelf op de preekstoel. Maar als hij een voormalige ‘pupil’ treft, luistert hij –als altijd– om iets te ontvangen. „Als een begerige luisteraar.”
„De vraag is wel”, vervolgt hij, „of het Woord echt opengaat en of dat praktisch naar je toe komt.” Met een brede lach: „Als dat niet het geval is, dwalen mijn gedachten af. Maar gelukkig gebeurt dat niet zo vaak.”
Dertien jaar geleden trok prof. Velema de deur van de Theologische Universiteit Apeldoorn van de Christelijke Gereformeerde Kerken achter zich dicht en kwam er een einde aan bijna dertig jaar doceren. Een periode die misschien wel zijn oorsprong vond in de woorden van zijn vader: „Jongen, onze kerk heeft mensen nodig die theologisch goed toegerust zijn.”
Voordat Velema naar Apeldoorn ging en later bij prof. G. C. Berkouwer promoveerde aan de VU, studeerde hij daarom een jaar in Leiden. „Toen nog een volstrekt vrijzinnige opleiding, maar van dat ene jaar heb ik een leven lang plezier gehad.”
Prof. Velema promoveerde niet, zoals hij het zelf zegt, om hoogleraar te worden, maar de benoeming in 1965 kwam niet helemaal onverwacht. Promovendi waren er niet veel. Desondanks vond hij het niet gemakkelijk om afscheid te nemen van de gemeente. „In mijn hart ben ik altijd predikant gebleven. In de kerkenraadskamer laat ik mij „dominee” noemen, dan heb ik het gevoel dat ik dichter bij de mensen sta. Bovendien ligt de tijd dat ik hoogleraar was nu ook ver achter mij.
Door mijn betrokkenheid bij de opleiding kon ik veel kwijt van wat ik als predikant beleefd had. Ik nam dus geen afscheid van het predikantschap. Integendeel. Het doceren was doortrokken van het dienaar van Gods Woord zijn en het pastor zijn. Daar kwam bij dat de vakken die ik gaf, een directe link hadden met mijn voormalige bezigheden als predikant. Ik kon mijn liefde daarvoor kwijt in de colleges.”
Het grootste gedeelte van zijn hoogleraarschap gaf prof. Velema ethiek en ambtelijke vakken (preekkunde en pastoraat). Daarnaast doceerde hij kortere tijd Nieuwe Testament, catechetiek, liturgiek, psychologie en apologetiek.
Dat zijn heel wat vakken.
„Het betrof een hele brede taak, ja. Later werden vakken gesplitst. En terecht. Gelukkig heb ik een nogal brede theologische belangstelling. Mijn interesse ligt niet alleen bij dogmatiek – het vak waarin ik promoveerde. Het was dan ook geen straf voor mij om verschillende vakken te doceren. Maar, het moest wel te doen zijn.”
En, was het te doen?
„Het is gedaan, mag ik achteraf zeggen.”
Had u een voorliefde voor ethiek of toch voor homiletiek?
„Ik kan niet zeggen dat er één vak bovenuit stak. Door mijn brede belangstelling en brede kijk kon ik de samenhang duidelijk in het oog houden. Dat is me niet moeilijk gevallen, al zeg ik het zelf.”
U staat vooral bekend als ethicus.
„Ik ben ook echt dankbaar dat ik dat werk heb mogen doen. Omdat het te maken heeft met het christelijke leven van elke dag. In onze kerken was de wetenschappelijke onderbouwing en uitbouw van de ethiek hard nodig. Niet dat ik de eerste was die zich met ethiek bezighield. Prof. W. Kremer heeft de eerste sporen getrokken. Ik heb veel respect voor zijn werk als hoogleraar. Maar de echte wetenschappelijke bestudering moest nog van de grond komen.
Het moderne leven kwam meer en meer onder de aandacht van kerkmensen en het moest daarom ook onder de aandacht van predikanten komen. Het was de tijd van de eerste discussies rond abortus, euthanasie en andere ethische problemen.”
Welke ontwikkeling in de ethiek raakte u destijds het meest?
„Dat de ethiek door het rationele denken en de autonome mens losraakte van de Bijbelse gegevens. De twee grote voorbeelden hiervan zijn de abortuskwestie en de euthanasiekwestie. Hierin komt het moderne denken, het eigenmachtig ingrijpen van de mens naar voren. Mijn collega Douma en ik namen een positie in die vanuit de samenleving afgewezen en bestreden werd.
In de discussie over abortus heb ik gezegd: „Denk erom, nu krijgt euthanasie een plaats. Als je aan het begin van het leven ingrijpt, kom je terecht bij het einde. Dat werd weggewuifd: kom nou toch. Vrij snel daarna kwam euthanasie inderdaad ter sprake.”
Het is goed dat ethische vragen op bescheiden wijze in de prediking aan de orde komen. De preek moet geen ethisch betoog worden, maar kan handreikingen bieden vanuit de Tien Geboden in het stuk van de dankbaarheid in de catechismus of vanuit een Bijbeltekst over de heiliging van het leven.”
Waar moet een goede preek volgens u aan voldoen?
„Een goede preek ontvouwt en verklaart de tekst en moet landen in het alledaagse leven van een gemeentelid. Hoe beleef je het geloof nu? Of: hoe ga je het beleven? Ik houd erg van praktische preken, bevindelijke preken. Preken die de uitleg van de tekst verbinden met de praktijk van het leven. Ik verbreed het begrip ”bevindelijk” nu een beetje, ja. Daar hecht ik aan. Als het Woord van God in de praktijk van het leven zijn werk doet, is dat bevinding. Dat is van toepassing op rechtvaardiging én heiliging.
Het begrip bevinding is voor velen verbonden aan wat mensen meemaken rond hun bekering, de stadia die daarin doorlopen worden. Als het over de heiliging van het leven gaat, vind ik dat ook bevinding. In het derde boek van Calvijns ”Institutie” gaat de heiliging vooraf aan de rechtvaardiging. Dat is veelzeggend. Evenals als het aantal zondagen in het stuk van de dankbaarheid in de Heidelbergse Catechismus.”
Het contact met zijn studenten ervoer prof. Velema over het algemeen als plezierig. „Ik hield ervan om waar nodig tijdens de colleges te discussiëren. Maar ik ben er nu dertien jaar uit. De huidige generatie zou ik toch anders typeren dan de generatie die ik meemaakte. De huidige studenten hebben veel meer inspraak, ze laten ook meer van zich horen.
Ik heb 25 jaar lang lezingen gehouden op reformatorische middelbare scholen. Tijdens die laatste jaren waren de scholieren vrijmoediger, kritischer en meer open. Ik vind dat niet onaangenaam. Wat mij betreft konden studenten kritisch ingaan op de stof. Dat gebeurde ook wel.
In 1974 kwamen mijn vrouw en ik in Apeldoorn wonen. Sindsdien hielden wij twee keer per jaar open huis voor de studenten. Ze kwamen tussen 20.00 en 24.00 uur ’s avonds. Zo rond kwart voor tien vroeg ik dan wie er een thema wist waarover we konden praten. Mijn vrouw, vijf jaar geleden overleed ze, hield hier ook van. Zij was een echte pastorievrouw.”
Wat wilde u uw studenten in ieder geval meegeven?
„Ten diepste de kracht, de rijkdom, maar ook de ernst van het Evangelie. Zoals de catechismus dat zo prachtig zegt: het afsterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens. Dat dat ook echt beleefd moet worden. Ik mag uitzien naar het hemelleven. Dat is ook iets van de nieuwe mens. In alle gebrekkigheid van deze bedeling. Het is nooit alleen „halleluja”, maar ook: „O God, wees mij zondaar genadig.” Die beide werkelijkheden.
Door met de Bijbel bezig te zijn, maak je een groeiproces door. Zo zie ik hoe langer hoe meer in mijn leven de betekenis van de drie personen van het Goddelijk Wezen. In het onderwijs ben ik veel bezig geweest met het werk en de plaats van de Heilige Geest. Het is heerlijk om op een reformatorische manier over de Heilige Geest te preken. Dat is niet los van Christus, maar tot verheerlijking van Christus.”
In een interview in 2003 zei u zich nooit heel nuttig gevoeld te hebben.
„Dat moet je zo zien: ik vind dat je over je eigen werk heel bescheiden moet spreken. Ik heb gezaaid. En wat daarvan opkwam, is Gods geheim. Het past niet om over je werk te spreken in de zin van: ik heb dit tot stand gebracht of dat bereikt. Niks daarvan. Ik ben God dankbaar voor mijn ambt en het werk als hoogleraar, maar wil daar niet hoog van opgeven. Als je bij jezelf denkt: nou, dat was een goede preek, dan komt er de volgende zondag niets van terecht. God laat je voelen: wees maar nederig. Het is belangrijk dat een predikant zich een dienaar voelt.”
Prof. J. W. Maris zei bij uw afscheid dat u mede het gezicht van de universiteit bepaalde.
„Ik heb met heel mijn hart de universiteit liefgehad en ervoor gewerkt. Het oordeel laat ik aan anderen over.”
U nam bewust op tijd én definitief afscheid van de TUA.
„Je moet je niet bemoeien met dingen waarmee je niet meer te maken hebt. Weg is weg. In de dertien jaar dat ik nu weg ben, is er veel veranderd. De volgende generatie hoogleraren moet op haar eigen manier het werk doen. Dat is op een andere manier dan hoe ik het samen met prof. J. van Genderen en prof. B. Oosterhof gedaan heb.
Overigens heb ik van mijn oudere collega’s veel geleerd. We vormden een fijn team, ook al waren er verschillen in karakter en zienswijze. Tot dat team behoorden ook prof. J. P. Versteeg en prof. W. van ’t Spijker.
Ik werkte nog mee aan de ”Beknopte gereformeerde dogmatiek” van prof. Van Genderen. Maar, zei ik tegen hem: „Het is jouw boek en ik ben je hulpje.” We hebben samen een goede tijd gehad.”
Twee citaten van u die u uitsprak toen u met emeritaat ging: „De plicht is eraf en dat is een psychische opluchting” en „Het was zwaar om tegen de stroom op te roeien.” Was de last van het hoogleraarschap zo zwaar?
„Die was inderdaad zwaar. De positie die wij innamen was toch eigenlijk –ook in theologisch Nederland– een orthodoxe positie. En dat terwijl alles aan het verschuiven was. Ik signaleerde dat, hield me niet stil. Dat werd me niet altijd in dank afgenomen.”
Prof. Velema mag vijf theologische boeken op de boekenplank zetten die voor hem als docent van belang zijn geweest. Welke zijn dat?
1. ”Institutie” van Calvijn. „Met name het derde boek, omdat je daarin op een zeer Bijbelse en evenwichtige wijze de hoofdpunten van het reformatorische belijden uiteengezet en toegelicht vindt.”
2. ”Gereformeerde dogmatiek” van Bavinck. „Aan het begin van mijn studie in Apeldoorn heb ik de hele dogmatiek doorgelezen. Het werk heeft mij een geweldig inzicht gegeven in de achtergrond en samenhang van theologie en de opzet van dogmatiek.”
3. ”Redelijke godsdienst” van Wilhelmus à Brakel. „Een oud werk, een beetje breedvoerig ook. Maar er zitten prachtige dingen in.”
4. ”Dogmatische studiën” van Berkouwer. „Met name de eerste drie delen: ”Geloof en rechtvaardiging”, ”Geloof en heiliging” en ”Geloof en volharding”. Ik heb ze vrij snel na hun verschijnen gelezen. Ze raakten mij in m’n hart en brachten mij op het spoor van Berkouwer, bij wie ik in 1957 promoveerde. Bij die man moet ik verder studeren, dacht ik. Berkouwer heeft nogal een ontwikkeling doorgemaakt. Ik kon hem niet altijd volgen. Maar deze eerste drie delen zijn prachtig en volstrekt eigentijds.”
5. ”De Tien Geboden. Handreiking voor het christelijk leven” van J. Douma. „Ik ben erg gesteld op de inhoud. En Douma is een goede vriend van me.”
A.A. van Ruler
Van Ruler Patmos
Arnold Albert van Ruler (Apeldoorn, 10 december 1908 – Utrecht, 15 december 1970) was een Nederlands theoloog. Van Ruler was aanvankelijk predikant, vanaf 1947 was hij hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij was verbonden aan de Nederlandse Hervormde Kerk.
Levensloop
Na de middelbare school studeerde Van Ruler theologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na voltooiing van zijn studie werd hij in 1933 predikant in Kubaard (Friesland). In 1940 werd hij predikant van de hervormde gemeente van Hilversum. Na de oorlog, in 1947, promoveerde hij bij professor Theodorus Lambertus Haitjema. Zijn dissertatie was getiteld De vervulling van de wet en had Van Rulers visie op het koninkrijk van God tot onderwerp. In datzelfde jaar werd hij ook benoemd tot hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk aan de rijksuniversiteit te Utrecht. Zijn leeropdracht omvatte de vakken dogmatiek en christelijke ethiek.
Van Ruler was zeer betrokken bij de ontwikkeling in de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij werkte mee aan de totstandkoming van de nieuwe kerkorde die in 1951 gereed kwam. Daarin weerspreekt de kerk alles wat haar belijden aantast. Deze kerkorde maakte het uitoefenen van leertucht in beginsel weer mogelijk.
Van Ruler was direct na de Tweede Wereldoorlog, net als bijvoorbeeld Hendrikus Berkhof en Jan Buskes, heel intensief betrokken op de inrichting van de samenleving en de ordening van de staat. Hij was en bleef, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Berkhof, een overtuigd aanhanger van de theocratie en was de drijvende kracht achter de Protestantse Unie, een politieke partij die in 1946 zonder succes aan de Tweede Kamerverkiezingen meedeed en daarna tot 1989 voortbestond als studieclub. Van Ruler had echter ook belangstelling voor het dagelijks leven. Hij was bepaald niet uitsluitend een studeerkamergeleerde. Hij had veel waardering, ondanks de zonde en het leed in de wereld, voor de schepping en het aardse leven. In veel van zijn publicaties worden woorden als ‘feest’ of ‘vreugde’ aangetroffen. In dit verband zij nog opgemerkt dat Van Ruler een grootliefhebberwas van voetbal. Op zondagmiddag was hij tussen de preken regelmatig te vinden in de Galgenwaard te Utrecht. Hij kon intens genieten van het kijken naar het voetbalspel.
Van Ruler trad veel op de voorgrond: In de media was hij regelmatig present. Voor de AVRO hield hij 25 jaar lang wekelijks een morgenwijding op de radio. Daarnaast heeft hij veel gepubliceerd.
In de laatste jaren van zijn leven was hij zeer bezorgd over de ontwikkelingen in de kerk. Deze bezorgdheid kwam mede tot uitdrukking in zijn betrokkenheid bij de aanloop naar Het getuigenis[1] van 1973. Weliswaar heeft hij het verschijnen ervan niet meer meegemaakt. Zijn vrouw behoorde, evenals bijvoorbeeld professor Gerrit Cornelis van Niftrik, wel tot de ondertekenaars. In Het getuigenis werd gewaarschuwd tegen de ontaarding van de kerk en de prediking in een overmaat aan politieke en maatschappelijke betrokkenheid. Het evangelie wil geen politiek bedrijven, maar is een heilsboodschap met zicht op een andere wereld. De verzoening met God staat in het evangelie centraal.
Eind 1970 overleed Arnold van Ruler plotseling aan de gevolgen van een hartinfarct, hij werd 62 jaar oud. Hij is in Utrecht begraven.
Enkele opmerkelijke uitspraken van Van Ruler
Wee ons, wanneer wij bitter ernstig worden. Het menselijk vat wordt dan zeker te klein voor de goddelijke inhoud.
Er zijn mensen die nooit naar de kerk gaan, maar wel zeggen gelovig te zijn. Ze zijn te vergelijken met mensen die van muziek houden, maar nooit een concert bezoeken.
Ware rust is niet rust van het werk, maar rust in het werk.
De Heilige Geest is met Johan Cruijff te vergelijken. Hij pingelt overal tussendoor en komt waar hij wezen wil.
Een goede preek is als een roltrap. Deze brengt je automatisch op de hoogte van het heil, al zul je zelf wel eens een stapje moeten doen.
De ware zondagsheiliging is ‘s morgens de kerkdienst,’s middags de Galgenwaard en ‘s avonds de leerdienst.
Werken
Religie en Politiek – Nijkerk 1945
Visie en vaart
De Vervulling van de Wet: Een dogmatische studie over de verhouding van openbaring en existentie – Nijkerk 1947
Sta op tot vreugde – Nijkerk 1947
Droom en gestalte – Amsterdam 1947
Reformatorische opmerkingen in de ontmoeting met Rome – Hilversum 1965
Ik geloof – Nijkerk z.j.
The Christian Church and the Old Testament -Michigan1971
Het leven een feest – Nijkerk 1972
Dichter bij Marcus. Over het evangelie naar Marcus 1-8 – Nijkerk 1974
Reidans. Adventsmeditaties – Nijkerk 1974
Waarom zou ik naar de kerk gaan? – Nijkerk z.j.
De meeste van deze is de liefde – Den Haag 1975
Na 100 jaar Kromstaf, onze houding tegenover Rome – Den Haag z.j.
Vertrouw en geniet (16 toespraken over Jezus Christus en de wereld) – Den Haag z.j.
Literatuur
W.H. Velema- Confrontatie met Van Ruler. Denken vanuit het einde – Kampen 1962
Reformatorisch Dagblad Kerkelijk Leven
Arnold Albert van Ruler werd op 10 december 1908 in Apeldoorn geboren. Hij studeerde theologie in Groningen en deed in 1933 intrede in de hervormde gemeente van Kubaard. Van Ruler was in de jaren dertig betrokken bij de strijd om de reorganisatie van de Hervormde Kerk. Hij sloot zich aan bij Kerkherstel, onder leiding van zijn leermeester prof. Th. L. Haitjema.
Tijdens de oorlog werd Van Ruler benoemd in de commissie die door de hervormde synode werd ingesteld ter voorbereiding van een nieuwe kerkstructuur. De hervormde kerkorde, ingevoerd op 1 mei 1951, draagt duidelijk het stempel van Van Rulers theologie, die zich kenmerkt door de gedachte van kerstening en apostolaat.
Van Ruler promoveerde in 1947 op ”De vervulling van de wet” en werd in datzelfde jaar benoemd tot kerkelijk hoogleraar in Utrecht. Vanaf 1952 doceerde hij onder meer de vakken dogmatiek en christelijke ethiek. Hij publiceerde veel boeken en artikelen, was een veelgevraagd spreker en verzorgde jarenlang de ochtendwijdingen voor de AVRO.
In zijn denken was grote aandacht voor de geschapen werkelijkheid waarin God in Christus Zijn heil verwerkelijkt. De werking van de Geest is niet beperkt tot het innerlijk van de mens maar krijgt ook gestalte in het gewone aardse leven en in de gestalten van cultuur en geschiedenis. Op 15 december 1970 overleed Van Ruler.
H. Ridderbos
Herman Nicolaas Ridderbos (Oosterend (Littenseradeel), 13 februari 1909 – Kampen, 8 maart 2007) was een Nederlandse predikant en theoloog van de Gereformeerde Kerken in Nederland (tegenwoordig onderdeel van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN)). Als zodanig was hij onder meer hoogleraar aan de Theologische Hogeschool Kampen (Oudestraat) waar hij college over het Nieuwe Testament gaf. Ook heeft hij diverse theologische publicaties op zijn naam staan.
Ridderbos was een zoon van Jan Ridderbos die eveneens hoogleraar in Kampen was en daar diverse theologische vakken doceerde. Ook zijn broer Nico Ridderbos was hoogleraar maar dan aan de Vrije Universiteit Amsterdam waar deze onderwees in het Oude Testament.
Herman Ridderbos bekwaamde zich aan de Theologische Hogeschool te Kampen alsmede aan de Vrije Universiteit te Amsterdam in de theologie. Na zijn afstuderen betrok hij in 1934 zijn eerste betrekking als predikant te Eefde-Gorssel in de Achterhoek. Op 13 november 1936 promoveerde hij cum laude bij professor FrederikWillemGrosheide op een studie over “De strekking van de bergrede naar Mattheüs”. In 1939 vertrok hij naar Rotterdam-Charlois om aldaar het predikantschap uit te oefenen. Op 21 januari 1943 werd hij hoogleraar te Kampen, in 1975 ging hij met emeritaat.
Tijdens zijn hoogleraarschap schreef hij diverse theologische boeken. In 1966 kwam zijn meest belangrijke publicatie van de pers, “Paulus. Ontwerp van zijn Theologie”. Een van zijn laatste grote werken was een commentaar op het Evangelie naar Johannes.
Ridderbos legde in zijn publicaties vooral de nadruk op het heilshistorische karakter van het evangelie. Daarmee wordt bedoeld dat het christelijke heil de geschiedenis van de mensheid is binnengetreden, in theologische termen dat ‘het Woord vlees is geworden’, waarmee wordt bedoeld dat Gods Zoon (dat is Jezus Christus) mens is geworden.
Binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland heeft Ridderbos veel invloed uitgeoefend. Onder andere door zijn artikelen in het Gereformeerd Weekblad genoot hij ook bekendheid bij de gewone kerkganger. In het conflict uit de jaren zeventig rond de gereformeerde theoloog Herman Wiersinga over de verzoening nam hij het op voor de klassieke verzoeningsleer die uitgaat van de verzoening door voldoening (de klassieke verzoeningsleer is onder meer onder woorden gebracht door Anselmus van Canterbury, een befaamde Italiaans-Britse theoloog uit de middeleeuwen. In de gereformeerde belijdenis wordt deze gedachte over de verzoening voluit beleden. Veel gereformeerden zien hierin het hart van het evangelie).
Ridderbos beschouwde de evangeliën als een verslag van wat er werkelijk omtrent Jezus had plaatsgevonden en hoe Jezus zichzelf had geopenbaard en niet als een opvatting van bepaalde christenen van het eerste uur.
In het kerkelijk conflict over Wiersinga en het gezag van de Bijbel had Ridderbos graag gezien dat de Gereformeerde Kerken in Nederland op één orthodoxe lijn waren blijven zitten maar hij moest later tot zijn spijt vaststellen dat ze de kant van de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk waren opgegaan, namelijk dat er ook binnen zijn gereformeerd kerkgenootschap diverse godsdienstige opvattingen naast elkaar waren gaan staan. Desondanks meende hij niet dat zijn kerk in vrijzinnig vaarwater was terechtgekomen, wel dat er sprake was van een zekere mate van afval van het orthodox-gereformeerde geloofsgoed.
Ook in het buitenland heeft zijn denken invloed uitgeoefend. Verschillende van zijn boeken zijn vertaald en herdrukt in het Engels, Spaans, Portugees, Koreaans en Indonesisch.
Herman Ridderbos overleed thuis op 98-jarige leeftijd.
Publicaties
De komst van het Koninkrijk – 1950, Kampen
Het evangelie naar Mattheus (Korte Verklaring der Heilige Schrift) – 1954, Kampen
Heilsgeschiedenis en heilige Schrift van het Nieuwe Testament – 1955, Kampen
Aan de Romeinen (Commentaar op het Nieuwe Testament) – 1959, Kampen
Paulus. Ontwerp van zijn theologie – 1966, Kampen
The coming of the Kingdom – 1976,Philadelphia
Paul and Jesus – 1977, Nutley
Het evangelie naar Johannes. Proeve van een theologische exegese (deel 1) – 1987, Kampen
Het evangelie naar Johannes. Proeve van een theologische exegese (deel 2) – 1992, Kampen
KAMPEN – maandag 12 maart 2007
Professor dr. Herman Ridderbos is afgelopen donderdagavond overleden. De emeritus hoogleraar zag op 13 februari 1909 in het Friese Oosterend het levenslicht, maar stierf aan de Fernhoutstraat in Kampen – Zuid, waar hij zich in 1942 met zijn vrouw Jacoba vestigde. Behalve in Kampen studeerde Ridderbos ook theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Zijn eerste baantje als predikant was bij de gereformeerde gemeenschap in Eefde. Ook in het Rotterdamse Charlois was hij werkzaam als predikant. In 1942 keerde hij terug naar Kampen, waar hij tot 1975 hoogleraar aan de ThUK was. Ridderbos werd ter gelegenheid van zijn 98e verjaardag onlangs nog in onze krant omschreven als een energiek, nuchter, diep-gelovig én onafhankelijk mens. Een vakman, want achter iedere zin die hij tijdens colleges sprak ging een wéreld aan kennis en inzicht schuil.
Op zijn derde jaar, in 1912, verhuisde hij van het Friese land naar Kampen, waar zijn vader Jan een benoeming aanvaardde bij het ThUK.
In Kampen doorliep Ridderbos de lagere school en het gymnasium, deed op de Hogeschool z’n kandidaats en z’n doctoraal in Amsterdam. Na de predikantschappen in Eefde en Rotterdam keerde hij eind ’42 naar Kampen terug om in de voetsporen van zijn vader te treden.
Ridderbos heeft immer een nauwe band met Kampen gehad. Ook vanwege zijn verwantschap met de beroemde uitgeversfamilie Kok. Na het overlijden van zijn eerste vrouw, de dochter van J. H. Kok, de stichter van de befaamde Kamper uitgeverij, trad hij op oudere leeftijd opnieuw in het huwelijk met zijn tweede liefde, Aake Kok-Oldeboom, de weduwe van zijn zwager, Jac. Kok. Hij was in het naoorlogse Kampen een onmisbaar fundament voor de wederopbouw van de synodale hogeschool na oorlog en kerkstrijd. Ridderbos was nauw betrokken bij de ARP.
Hem werd in ’55 het voorzitterschap aangeboden – iets wat hij weigerde, al bleef hij wel een bemiddelende rol spelen binnen de partij.
C. Graafland
Cees Graafland werd in 1928 in Gouda geboren. Hij was hervormd predikant in Ameide, Woerden, Veenendaal en Amsterdam. Daarna was hij van 1972 tot 1993 als docent in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme verbonden aan de theologische faculteit van de Universiteit Utrecht. Tevens was hij bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Vele wetenschappelijke studies dragen zijn naam. In 2001 publiceerde hij Bijbels en daarom gereformeerd. Graafland overleed op woensdag 27 oktober 2004.
Aardse en geestelijke een eenheid
Het leven van prof. C. Graafland was te typeren als een gedurig optrekken met de Bijbel. De waarheid van het Woord van God stond nooit ter discussie, maar was evenmin zo dominant aanwezig dat geen vragen werden toegelaten. Waar de jaren verstreken, kreeg hij meer zicht op de aardse, concrete werkelijkheid van de Bijbel. Noem dat maar verdieping.
‘De Bijbel nam in mijn ouderlijk huis vooral zijn plaats in aan tafel. Als kinderen moesten wij altijd lezen uit een bijbel met gotische druk. Mijn moeder had er de bedoeling mee dat we die druk zouden kunnen lezen met het oog op de zogenoemde ‘oude schrijvers’, geschriften van predikanten uit de zeventiende en achttiende eeuw, die voornamelijk in gotische druk verschenen. Mijn ouders stimuleerden niet het persoonlijk bijbellezen, zoals bij jongeren nu, die een bijbel op hun nachtkastje hebben liggen. Wij moesten vooral de piëtistische boodschap van de Bijbel leren kennen, waarbij het ging om de persoonlijke verhouding tot God. Mijn moeder zelf was daar het levende voorbeeld van. Ik herinner me dat, toen zij tot bewust geloof gekomen was, thuis gezelschappen van medegelovigen werden gehouden. Daar werd wel gezongen en gebeden maar niet uit de Bijbel gelezen. De Bijbel ging als het ware op in de geloofservaring, die ‘bevinding’ werd genoemd.
In de preken die we zondags hoorden, was dit net zo. Als gezin behoorden we tot de Christelijke Gereformeerde Kerken en kerkten we veel bij de bekende tijdredenaar prof. G. Wisse. Ik kan me preken herinneren, waarin hij de teksten uit het Oude Testament ‘bevindelijk’ uitlegde. Pas later ontdekte ik dat de betreffende schriftgedeelten in een concrete aards-politieke context stonden. Toen ben ik de Bijbel anders gaan verstaan, maar altijd wel met het hárt erbij. Het aardse en het geestelijke bleken in de Bijbel een eenheid te zijn.’
‘Ik was zestien jaar toen ik tot bekering kwam. Een preek over 1 Thessalonicensen 1 – de woorden “dat gij bekeerd zijt van de afgoden om de levende God te dienen” – raakte mij. Zo werd een bijbelwoord voertuig van de Geest. Later is dit altijd zo gebleven. In mijn leven zijn het voortdurend woorden van de Bijbel geweest die me de werkelijkheid van het geloof hebben doen zien. Ik heb de Heere Jezus persoonlijk leren kennen door het door God zelf gesproken woord “Deze is mijn geliefde Zoon, hoort Hem” (Mattheüs 17:5 – Statenvertaling, red). Een stroom van liefde, waarin Jezus zelf meekwam, vervulde mijn hart. Zo zijn mijn geloofsleven en mijn bijbellezen altijd met elkaar verweven geweest.’
‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit op een formele manier het unieke van de Bijbel verdedigd heb. Ik zou niet goed weten hoe ik dat moet doen. Wel spoor ik mensen aan de Bijbel te gaan lézen. Ik raad hun dan aan met het Nieuwe Testament te beginnen. Want daarin gaat het over Jezus, de Zoon van God, die in onze wereld is binnengekomen. Deze boodschap van de Bijbel is echt uniek. Dat benadruk ik dan meer dan het bijzondere van de Bijbel op zich te bewijzen door bijvoorbeeld erop te wijzen dat de Bijbel het meest gelezen boek is en dat het de eeuwen verduurt. Ik geloof dat we daarmee niet veel verder komen. Nee, laten we er zelf ervaringen bij opdoen.
Een raadslid van de ChristenUnie hier in Gouda – waardevolle man, zit altijd voor me in de kerk – bestempelde een toneelstuk over Adam, Eva en de zondeval onlangs als godslasterlijk en maakte bezwaar tegen het toekennen van subsidie. Als ik zijn medegemeenteraadslid zou zijn geweest, had ik, denk ik, met hem ingestemd. Maar later trof mij een krantenartikel van iemand van GroenLinks, die schreef: “Jij denkt dat die bijbel alleen van jou is. Waarom mogen wij hem niet lezen zoals wij denken dat het moet?” Die opmerking was voor mij een eye-opener: de Bijbel is niet meer beschut binnen de veilige muren van de kerk en van het orthodoxe schriftgeloof. De Bijbel is gewoon te grabbel gegooid. Ieder kan ermee doen wat hij wil.’
‘Moeten we nu proberen daar wat tegen te doen? Nee, laat maar gaan! Ik heb zoveel fiducie in de Bijbel als Woord van God: ik denk dat dit boek toch zijn werk zal doen, ook in kaders waarbinnen het misschien wel erg verminkt wordt. Als Freek de Jonge met de Bijbel spot en tegelijkertijd aangeeft dat er in de samenleving geen erkenning van schuld meer is, maar wel claims worden ingediend… Als Freek de Jonge beweert dat de mensheid eronder lijdt dat nergens troost te vinden is, dan zeg ik: Freek, lees je bijbel nog eens goed, want wat jij, en wij met jou, missen vinden wij alleen daar, in de Bijbel. Ik heb het idee dat op deze manier de Bijbel ook nu mensen iets te zeggen heeft wat we nergens anders kunnen vinden.’
‘Als je de Bijbel op een rationele manier gaat verdedigen, kan die houding trouwens met het grootste gemak omslaan in het negatieve. Iets daarvan vinden we terug in de Gereformeerde Kerken, waarin het orthodox verdedigen van de Bijbel bij sommigen is omgeslagen in een bijbelkritiek die weinig van de Bijbel overlaat. Toen ik in Amsterdam predikant was en voor het kerkblad het boekje van Kuitert, Verstaat gij wat gij leest?, moest bespreken, ontdekte ik wat die rationele, omgekeerd-orthodoxe denkwijze voor het omgaan met de Bijbel betekende. Mij werd toen ook duidelijk dat zo’n rationele opstelling, hoe wetenschappelijk zij zich ook aandient, geen mogelijkheid biedt om het gesprek over de Bijbel in onze postmoderne cultuur te voeren.’
‘Mijn piëtistische opvoeding met de Bijbel betekende dus een lezen vanuit een bevindelijk Vorverständnis. In mijn eerste gemeente, Ameide, heb ik de reeds genoemde omslag ervaren. Die begon met het lezen van Ezechiël 36 en 37. Ik zag dat deze profetie met het lijfelijke volk van Israël te maken had. Voor mij was dat het begin van de ontdekking dat het in de Bijbel niet alleen over onze ziel en zaligheid gaat, maar ook over het aardse, het politieke heil in heden en toekomst. Dat inzicht is steeds sterker geworden. De profetische prediking is politieke prediking! Ook de Psalmen zijn gesitueerd in een politieke context. Lees wat koning David dichtte over de vernietiging van zijn vijanden. Dat waren echte vijanden, politieke vijanden.’
‘Weer later kreeg ik ook zicht op bijbelgedeelten die ik vroeger oversloeg of waarmee ik nauwelijks raad wist, zoals die verschrikkelijke verhalen uit het boek Richteren (in de NBV Rechters, red). Ik ontdekte dat ook deze hoofdstukken Gods openbaring zijn. Die aangrijpende dingen zijn ook zijn Woord, om te laten zien dat zo de werkelijkheid van ons, mensen, is en dat Hij in die werkelijkheid aanwezig wil zijn. Dat heeft voor mij zijn hoogtepunt – of dieptepunt – gehad in het feit dat het Woord vlees is geworden, in Jezus, en onder ons heeft gewoond. Kohlbrugge zei dat we het Woord nooit te diep in het vlees kunnen trekken. Dat heb ik tot in het uiterste proberen te doordenken. Deze uitspraak is voor mij de toegang tot het kennen van Christus, waarin Hij mij persoonlijk nabijgekomen is. Dagelijks leef ik daaruit als uit een onuitputtelijke bron.’
‘Dit is voor mij ook de hermeneutische sleutel geworden om de Bijbel te verstaan. Ja, ik geloof dat het Woord tot op de letter is geïnspireerd. Voor mij betekent dat dit Woord Góds Woord is, zoals Hij het ons heeft willen geven. Ik spits het toe op Johannes 1. Daarin vind ik niet alleen de sleutel tot mijn verstaan van de Bijbel, maar daarin ligt ook mijn geloof verklaard. Het Woord was bij God en is God. Dat Woord is vlees geworden. Zo is Gods Woord tegelijk mensenwoord. In die zin is de Bijbel voor mij Gods onfeilbaar Woord. Maar tegelijk erken ik daarmee de beperktheid, de tijdgebondenheid van de Bijbel. De Bijbel is niets menselijks vreemd. Alleen de zondigheid is hiervan uitgezonderd, maar verder niets. Als de Hebreeënbrief schrijft dat de onwetendheid zelfs voor Jezus niet is uitgezonderd, zodat Hij met vrees en beven zijn lijden tegemoet ging, mogen we dit ook van de Bijbel zeggen. Maar nogmaals: wel uitgezonderd het zondigen. Want het Woord blijft het onfeilbare Woord van God!’
‘Ik ervaar geen verschil in mijn omgaan met de Bijbel als gelovige of als predikant. Ik vind mijn tekst voor de preek van zondag vaak als we aan tafel uit de Bijbel lezen. Dan springt er zomaar een woord uit, waarover ik verder ga nadenken. Meestal loopt het dan daarop uit dat ik een aantal preken over het gehele hoofdstuk houd. Ik kom er dan gaandeweg dieper in. Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik ontdek. Ik ervaar dat als leiding van de Geest. Het wordt steeds meer een kwestie van opdiepen. En dan gaat het niet alleen om gedachten, maar om een werkelijkheid. Woorden worden werkelijkheid. Ze gebeuren!’
‘Enige tijd ben ik door de historisch-kritische wetenschap gehinderd in mijn overdenken van een bijbelgedeelte en was ze een belemmering voor mijn geloof. Dat ben ik nu kwijt. God heeft zijn Woord niet alleen in mensenhanden gelégd, maar in mensenhanden gebeurt dat Woord ook. Allerlei redactionele vragen, bijvoorbeeld, die de tekst oproept, mogen hun plek krijgen in de overtuiging dat God het zo gewild heeft zoals het beschreven is. Ik aanvaard de bijbelwetenschap, maar zonder de grensoverschrijdingen en speculaties die daarin onophoudelijk gemaakt worden. Het moet wel waar zijn wat de wetenschappers beweren! De andere beperking van die wetenschap is voor mij de bovennatuurlijke factor, die geen enkele theoloog ooit kan controleren. Hoe vaak staat er niet: “Alzo zegt de Heere”. Dat kun je niet verifiëren vanuit een wetenschapsbegrip. Voor mijn schriftgeloof is dit juist de diepste werkelijkheid.’
Bram van de Beek
Gijs van den Brink
Jan Hoek
Mart-Jan Paul
C.S. Lewis
Martin Lloyd Jones
John Stott
John Piper
J.I. Packer
Alister McGrath
George Eldon Ladd
Romano Guardini
De door mij zeer gewaardeerde rooms-katholieke theoloog Romano Guardini heeft mij de ogen geopend voor het enorme belang van samenhang tussen leer en leven. Hij geeft werkelijk zicht op de levende leer met betrekking tot de levende Heer. Zijn oeuvre is omvangrijk en tegelijkertijd erg gevarieerd. Guardini schreef over Christus en over de heiligen, over literatuur, over grote denkers, over liturgie en gebed, over mens en wereld, over pedagogie, over christelijk bestaan, over cultuurhistorie en over vele Bijbelfragmenten. Zou men zijn theologisch denken onder een noemer willen brengen, dan zou dat zoiets kunnen zijn als ‘christelijk bestaan’.
Romano Guardini wordt een (mede)vernieuwer van het religieuze bewustzijn van de twintigste eeuw. De traditionele theologie ging ervan uit dat God de waarheid was. Toch kwam haar theologie voor als een abstract bouwwerk, met God als een soort sluitstuk, waarin God weinig uitnodigde tot persoonlijke overgave en rijk geloofsleven. Dit werd gecompenseerd door een wat zoetige volksvroomheid. Guardini brengt in zijn Godsbeeld zowel vroomheid als absolute waarheid samen. God is voor hem de concrete, levende God, met wie de mens een relatie kan aangaan. Al in de liturgie trachtte Guardini dit levend-concrete karakter van God aanwezig te stellen.
Het centrale thema van Guardini’s Godsleer is Jezus Christus. Hij ziet Hem als de middelaar tussen God en de mens. In Christus ervaart de mens hoe God is. Enerzijds is Christus God, en Guardini beklemtoont dit sterk tegen de liberale theologie van de protestanten en het modernisme in. Anderzijds is Christus tegelijk mens, en dus ten diepste verbonden met deze wereld.
Guardini’s theologie vertrekt uit het concrete leven. Hij wil de wereld, de waarheidservaring als uitgangspunt nemen. Elke theologische verhandeling is voor hem resultaat van een affectief proces. Biddend theologiserend maakt hijzelf een worsteling met de materie, en door deze worsteling komt hij tot een inzicht, tot een standpunt. Theologie raakt heel zijn wezen. Zijn denken heeft daardoor iets visionairs: hij heeft het gevaar dat de mens bedreigt, gezien, en wil hem redden. Zowel zijn kenleer als zijn theologie zijn doordrongen van het besef dat het geloof een overgave is aan God, en in deze zin ten diepste toe een sprong, die niet rationeel verhelderd kan worden. Overgave is het sleutelwoord. Zijn theologie is veel meer spiritualiteit dan exacte theologie. Weten, handelen en bidden, gaan voor hem samen.
Guardini’s voornaamste zorg is hoe de christen zijn bestaan moet beleven in de wereld van vandaag, die gekenmerkt wordt door wetenschap en techniek, en dus door een zeer sterk gegroeide macht van de mens over anderen en over zijn wereld. Gedurende heel zijn theologische werk worstelt Guardini voortdurend met de vraag hoe de christen zich moet gedragen in een dergelijke wereld. Hij vraagt zich af hoe het christelijke bestaan in de diepe zin van het woord zich verhoudt tot een wereld die steeds minder God centraal stelt, en steeds meer de wereld en de mens.
Het antwoord op deze vragen zal hem leiden tot een bepaalde visie op de geschiedenis, een methode om de wereld te begrijpen vanuit theologisch perspectief en tevens tot een krachtige waarschuwing aan de mensen van deze wereld, in het bijzonder de christenen. Guardini is een denker die vanuit een theologisch perspectief de moderne wereld beschouwt, om van daaruit de christen op te roepen deze wereld Godwaardig te houden en daardoor tevens menswaardig. Deze veelomvattende taak ziet hij zonder meer als zijn theologische roeping.
Een radio-interview
Evert ten Ham heeft op 30 juni 2009 in zijn programma ‘Koffie’ bij de zender ‘Groot Nieuws Radio’ een interview met mij gehouden waarin pastorale, muzikale en theologische uitingen van mijn bezig zijn voor het voetlicht komen. Dit ruim een uur durende interview is te beluisteren via http://www.andesweb.nl/temp/gnr_20090630.html
Literatuur
Dat wil hier zeggen: gebruikte en aanbevolen boeken. Een asterix geeft aan dat de inhoud van het boek naast de theorie ook aandacht geeft aan de concrete praktijk van de geloofsbeleving en daarvoor richtlijnen geeft .Met de aanduiding van twee asterixen geef ik aan dat ik dit boek van harte aanbeveel om te lezen en te verwerken.
Aalders, C., Spiritualiteit. Geestelijk leven vroeger en nu. ’s-Gravenhage 1980
Berg, R. van den, Op de grens van religie en geloof. Over ervaring en openbaring in deze tijd. Zoetermeer 1997 **
Bette, J.C., In grote lijnen. Over christelijk belijden en beleven. Veenendaal 2006
Bette, J.C., De boog in de wolken. Gelovig leven met de getrouwe God. Veenendaal 2006
Bonhoeffer, Dietrich, Bidden met de Psalmen. Leiden 1995
Bonhoeffer, Dietrich, Leven met elkander. Zoetermeer 1999
Bonhoeffer, Dietrich, Navolging. Kampen 2001
Bonhoeffer, Dietrich, Verborgen omgang. Gemeenschapsleven en Gebedenboek van de Bijbel. Baarn 2003
Gijsbert van den Brink, Een publieke zaak. Theologie tussen geloof en wetenschap. Zoetermeer 2004
Brink, G. van den, J.C. Bette en A.W. Zwiep (red.), Studiebijbel Nieuwe Testament. Veenendaal 1986-2003
Dekker, W. en P.J. Visser (red.), Uitgedaagd door de tijd, Christelijke zending in een postmoderne samenleving. Zoetermeer 2000
Douma, Jos, Leven in verbondenheid. De kracht van het kennen van Christus. Kampen 2006
Douma, Jos, Veni Creator Spiritus. De meditatie en het preekproces. Kampen 2008
Douma, Jos, (trilogie) Jezus ontdekken; Jezus uitstralen; Jezus aanbidden. Kampen 2007(5); 2005; 2008 *
Douma, Jos, De ontmoeting. 12 uren met Jezus. Retraiteboek. Kampen (okt.) 2009 *
Douma, Jos, Als uw woorden opengaan. Mediterend Bijbellezen. Kampen (dec.) 2009 *
Edwards, J., Geen geloof zonder gevoel. Over de ervaring waarop het aankomt. Zoetermeer 1999 *
Geest, Paul van en Monic Slingerland, Zeven vragen aan Augustinus. Augustijnse spiritualiteit voor het dagelijkse leven. Kampen 2008 **
Graafland, C., Gereformeerden op zoek naar God. Godsverduistering in het licht van gereformeerde spiritualiteit. Kampen 1990
Graafland, C., Uitdagend gereformeerd. Reacties op prof. dr. C. Graafland. Zoetermeer 1993
Graafland, C., Verantwoord gereformeerd. Een voortgezet gesprek. Zoetermeer 1995
Graafland, C., Bijbels en daarom gereformeerd. Zoetermeer 2001
Graafland, C., Nalezing. Acht preken. Zoetermeer 2003
Hoek, J., De Geest, het kruis en de gaven. Een ontmoeting tussen gereformeerd en charismatisch. Zoetermeer 2009 *
Immink, F.G., In God geloven. Een praktisch-theologische reconstructie. Zoetermeer 2003
Jong, Stephan de, Christelijke spiritualiteit voor beginners. Zeven wegen van wijsheid. Kampen 2006*
Kempis, Thomas a., De navolging van Christus. In jonge taal (hertaald door Mink de Vries, ingeleid door Paul van Geest). ’s-Hertogenbosch 2009
Kooi, C. van der, Tegenwoordigheid van Geest. Verkenningen op het gebied van de leer van de Heilige Geest. Kampen 2006 **
Kooistra, B., Een theoloog van de relevantie. Een kennismaking met Alister E. McGrath. Zoetermeer 1999
Lewis, C.S. Onversneden christendom. Baarn 1999
Lewis, C.S. De kromme en de rechte weg. Een allegorische apologie voor Christendom, Rede en Romantiek. Franeker 2007
Maris, J.W., Geloof en ervaring. Van Wesley tot de Pinksterbeweging. Leiden 1992
McGrath, A., Toekomst voor het christelijk geloof. Invloed en betekenis van het evangelicalisme. Kampen 2000
McGrath, A., Christelijke spiritualiteit. Kampen 2002 *
Middelkoop, H.A.C. van, Kerken onderweg. Geschiedenis van kerken in Nederland. Barneveld 2009
Nouwen, H., Spiritueel begeleiden. Gids voor de lange weg van het geloof. Tielt 2008 *
Paul, M.J., G. van den Brink en J.C. Bette (red.), Studiebijbel Oude Testament. Veenendaal 2004-….
Plas, José van der, Harmen Talstra en Johan Visser (red.), Dagelijks leven met God. Een lees- en werkboek over christelijke spiritualiteit. Zoetermeer 2005 **
Reuver, A. de, Verborgen omgang. Sporen van spiritualiteit in Middeleeuwen en Nadere Reformatie’. Zoetermeer 2002
Ridderbos, J., De theologie van Jonathan Edwards. Den Haag 1907
Ridderbos, J., Profetie en extase. Aalten z.j.
Ruler, A.A., Theologisch Werk III. Nijkerk 1971
Schaeffer, F.A., The complete Works of Fransis A Schaeffer, a Christian worldvieuw. Volume 3, a Christian view of spirituality.Wheaton 1982
Spijker, W. van ‘t (red.), Spiritualiteit. Kampen 1993
Stoep, J. van der, Roel Kuiper en Timon Ramaker (red.), Alles wat je hart begeert? Christelijke oriëntatie in een op beleving gerichte cultuur. Amsterdam 2007 **
Stoffels, H.C., Wandelen in het licht. Kampen 1990
Tensen, Martin, Wat en waarom ik geloof. Een boek barstensvol vragen over het christelijk geloof. Almere 2007
Tomlin, Graham, Geestelijk fit. Het belang van christelijke karaktervorming. Kampen 2008
Velema, W.H., Nieuw zicht op gereformeerde spiritualiteit. Kampen 1990. In dit boek op pag. 196-208 een uitgebreide literatuurlijst.
Troost, Philip, Christus ontvangen. Gereformeerd en charismatisch: leren van elkaar. Kampen 2006.
Velema, W.H., Geloof en gevoel. Leiden 1994
Velema, W.H., Door het Woord bewogen. Leiden 1996, daarin: Geloofsbeleving in de christelijke school 1994.
Verboom, W., Vroomheidsbeleving in de gereformeerde belijdenis. In: Lam, H.J, P.J. Vergunst en L. Wüllsleger (red.), Kerk rond het heilgeheim. Opstellen aangeboden aan Prof. dr. A. de Reuver. Zoetermeer 2007 (2)
Visser, J.J., Bevinding en missionair werk. In: Lam, H.J, P.J. Vergunst en L. Wüllsleger (red.), Kerk rond het heilgeheim. Opstellen aangeboden aan Prof. dr. A. de Reuver. Zoetermeer 2007 (2)
Vlastuin, W van, De Geest van opwekking. Een onderzoek naar de leer van de Heilige Geest in de opwekkingstheologie van Jonathan Edwards (1703-1758). Heerenveen 2001
Wright, N.T., Eenvoudig christelijk. Franeker 2007
Yancey, Philip, De worsteling voorbij. Op zoek naar echt christendom. Kampen 2009 **
Zwaag, Berthilde van der, Als Christus verschijnt. Christusverschijningen in deze tijd. Kampen 2008
Bijlagen
I.
Geloofstypen
Onze persoonlijkheid heeft uiteraard ook invloed op onze manier van geloven. Geloof is niet een louter psychisch gebeuren, maar onze geloofsinhoud en de manier waarop we ons geloof beleven en uiten worden wel degelijk door onze persoonlijkheid beïnvloedt. Verschillen in houding (extravert en introvert) en voorkeursfunctie (zintuigen en intuïtie, logica en gevoel) kleuren én bemoeilijken ons dagelijkse leven Je ziet dit voortdurend om je heen en we lezen de voorbeelden ervan in de bijbelse verhalen. Het is van belang een zeker inzicht te hebben in je eigen manier van reageren in de verhouding tot God en in het samenspel met de broeders en zusters in de christelijke gemeente.
We zijn allemaal zeer verschillend van elkaar. Het samenkomen van genetische en biografische factoren en omstandigheden maken elk individu tot een klein uniek universum dat zeer verschilt van alle anderen. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de wijze waarop we ons geloof begrijpen en beleven. Deze verschillen kunnen zo groot zijn dat we als broeders en zusters recht tegenover elkaar komen te staan, zelfs in geestelijke dingen. Onze menselijke neiging is om gedragspatronen en temperamenten af te wijzen die anders zijn dan die van onszelf. Van nature kunnen we nogal star en intolerant zijn; we benaderen onze naaste vanuit een gerechtelijke manier van denken en willen die anderen, zonder dat we ons daarvan bewust zijn, tot een kopie van onszelf maken. Met alle gevolgen van dien.
Het is daarom van belang dat we begrijpen dat veel van deze verschillen niet voortkomen uit een groter of kleiner geloof, maar het gevolg zijn van hoe we ‘in elkaar zitten’. Ik noem nu een aantal typerende persoonseigenschappen en hun kenmerkende aspecten. God heeft het ‘intuïtieve type’ een grote capaciteit gegeven voor mystiek, zeg maar voor het geheimvolle van het leven. Dit type mens moet dan niet het ‘waarnemingstype’ veroordelen als oppervlakkig en simplistisch vanwege bijvoorbeeld kortere en spontanere gebeden. Het ‘waarnemingstype’ moet het ‘intuïtieve type’ er niet van beschuldigen dat hij of zij altijd met zijn hoofd in de wolken loopt of zweverig is. Het ‘denktype’ moet niet klagen dat het ‘gevoelstype’ veel meer gevoelig is, zeg maar ‘alleen een hart heeft en geen hoofd’. Het ‘gevoelstype’ moet het ‘denktype’ niet als koud-intellectueel verwerpen. We zouden zo door kunnen gaan met onze lijst van reflecties of beschuldigingen, die helaas niet ongewoon zijn onder gelovigen.
We verschillen van elkaar en moeten elkaar respecteren. Vanuit het gezichtspunt van de temperamenten gezien, is geen vorm van spiritualiteit superieur over een andere. Niemand heeft het monopolie op gebed! De gemeente is een lichaam dat bestaat uit vele dimensies, met veel variaties tussen haar leden. Een van deze verschillen is die van de temperamenten. De eenheid van de gemeente is niet afhankelijk van de gelijkvormigheid van haar leden. We moeten de woorden van C.S. Lewis in gedachten houden, die ons aanspoorde tot verdraagzaamheid binnen de christelijke kerk. Hij beschrijft het christendom als ‘een hal van waaruit vele deuren zich openen naar verschillende kamers (…). Als je in je eigen kamer bent aangekomen, wees dan vriendelijk voor hen die andere deuren gekozen hebben, en voor hen die nog in de hal staan’.
Zelfaanvaarding
Iedere vorm van persoonlijkheid (ofwel ieder ‘temperament’) heeft zijn goede en zijn minder gemakkelijke kant. Gelovigen willen nogal eens graag anders zijn dan ze nu zijn. Ze vergelijken zichzelf met hun broeders en zusters in de gemeente of met hun eigen familieleden en ze zijn jaloers op de persoonlijkheid van anderen. We moeten in gedachten houden dat Jezus het temperament van de discipelen niet veranderde nadat Hij hen geroepen had, zelfs niet na Pinksteren. Petrus was bijvoorbeeld nog steeds spontaan en impulsief, het prototype van het ‘waarnemingstype’; de Heilige Geest veranderde zijn fundamentele temperament niet, maar polijstte en vormde het. Maakte dat Petrus groeide in zijn karaktereigenschappen naar het voorbeeld van Jezus. Na Pinksteren heeft Petrus voor zover we weten geen oren meer afgehakt. Toch blijkt dat hij ook niet is gestopt om spontaan en direct te zijn! De zwakheden van ons temperament kunnen door de Heilige Geest beheerst worden zodat het ons niet tot zonde brengt. Maar het zou niet wijs zijn een drastische verandering in iemands genetische samenstelling te verwachten. Voor groei in het christelijk karakter verwijs ik naar het prachtige IFES-lees en werkboek onder redactie van Jose van der Plas, Harmen Talstra en Johan Visser ‘Dagelijks leven met God’, Zoetermeer 2005.
Zoals we gezien hebben, is het ene temperament niet beter dan het andere. Alle hebben bewonderenswaardige kenmerken. De Here God zal ieder van ons gebruiken zoals we zijn, met onze deugden en gebreken. Hij gebruikt ons niet zozeer ondanks onze zwakheden maar veeleer door onze zwakheden. Hij heeft ons wel te lief om ons te laten zoals we zijn. Daarom is de weg van heiliging voor elke gelovige een vernieuwing en verandering van innerlijk leven en dus ook een bijsturing van onze karaktereigenschappen. De woorden van de Heer voor de apostel Paulus zijn voor ieder van ons beslissend: ‘Mijn genade is u genoeg, want de kracht (van God) openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.’(2Cor.2:9). Dit is Gods antwoord op het intense verlangen van Paulus verlost te worden van zijn ‘doorn in het vlees’. Als God ons aanvaardt zoals we zijn, waarom kunnen we dan onszelf niet aanvaarden? We moeten leren omgaan met de beperkingen die ons temperament oplegt aan ons geloofsleven in het algemeen, behalve wanneer er sprake is van zonde. Ons temperament is niet onze vijand, maar onze bondgenoot. We hoeven ons temperament niet fijn te vinden, maar we moeten wel door onze persoonlijkheid heen werken, tot eer van God in ons leven.
II.
Veranderingen in het Schriftgezag onder jongeren
Schriftgezag staat onder druk
Jongeren moeten veel meer dan vroeger kiezen en keuzes maken die hun verdere leven bepalen. Reformatorische jongeren accepteren een beroep op de Bijbel veel minder vanzelfsprekend dan vroeger, stelde drs. H. G. Leertouwer gisteren in een lezing op de Haamstedeconferentie. Hij schetste de ontwikkelingen in de jongerencultuur binnen de gereformeerde gezindte. Een samenvatting(uit de Haamstedelezing, RD 2-9 2009).
Maandag (2 september 2009) maakte ik voor de zevenendertigste keer de opening mee van een nieuw cursusjaar op de Guido de Brès in Rotterdam. Na zo veel jaren krijg ik wel eens de vraag wat er naar mijn waarneming in die tijd veranderd is.
Laat ik beginnen met wat niet is veranderd: met jonge mensen spreken over Gods Woord. Er zijn gelukkig nog steeds heel wat jongeren die daarvoor belangstelling hebben. Een tweede punt dat niet is veranderd, is dat jongeren en ouderen van huis uit alles tegen hebben als het om God en Zijn dienst gaat. Het spreken en handelen van God staat immers haaks op ons denken, voelen en beleven. Die twee gegevens relativeren een vergelijking tussen het huidige en het vroegere onderwijs.
Wat is er sinds jaren zestig in onze samenleving veranderd? Ik vat dat samen in een viertal hoofdlijnen.
De eerste hoofdlijn is een afnemende erkenning van het gezag van de Schrift. En dat niet in formele zin, dat de Bijbel het Woord van God is. Dat is in grote lijnen hetzelfde gebleven. Het gaat meer om de relevantie van de Schrift voor de praktijk van het leven. Vroeger was een beroep op de Schrift bij bijvoorbeeld een ethische kwestie doorslaggevend. De Schrift stond in elk geval buiten discussie.
Bij veel leerlingen is dit nog steeds het geval. Maar je komt nu ook heel andere reacties tegen. Je ziet het aan de houding: ja, dat kan de Bijbel wel zeggen, maar wat dan nog? „Ik vind dat…”, „Ik kan me niet voorstellen dat…”, en vul maar in.
In 1980 verscheen in de Gereformeerde Kerken het Rapport ”God met ons”, waarin het zogeheten relationele waarheidsbegrip werd verdedigd. Kort gezegd: waarheid is er niet zonder de inzet van mensen. Het komt mij voor dat dit waarheidsbegrip onder ons op steeds meer sympathie mag rekenen. Het criterium voor wat waarheid is wordt steeds meer ons voorstellingsvermogen, ons gevoel.
Antiautoritair
Een tweede hoofdlijn komt voort uit het verzet tegen het bestaande gezag van tal van jongeren in de jaren zestig. Het was de tijd van de nozems, de provo’s, de studentenonlusten, de tijd van de Beatles. In kerk en theologie bepleitten moderne theologen ruimte voor Schriftkritiek, evolutionisme en een alternatieve verzoeningsleer, terwijl men ook andere dan gangbare standpunten verdedigde over bijvoorbeeld gezinsvorming en abortus provocatus.
Die revolutionaire ontwikkelingen hebben vooral hun beslag gekregen onder ons volk in de jaren zeventig. Ouders kozen meer en meer voor een antiautoritair model van opvoeding. De bevelshuishouding, zo zeggen sociologen dat, werd vanaf die tijd langzamerhand via een overleghuishouding veranderd in een onderhandelingshuishouding.
We vinden dat antiautoritaire denken terug in het onderwijs. De leerling wordt gezien als coördinator van zijn eigen leerproces, waarbij voor de docent de rol van coach overblijft. Het antiautoritaire opvoedingsmodel heeft opgeleverd, dat kinderen meer zelf bepalen wat ze wel of niet doen. Jongeren willen alleen leren als ze iets leuk of interessant vinden.
Een derde hoofdlijn is het individualiseringsproces als gevolg van een emancipatiebeweging. De positie van de vrouw is in een halve eeuw sterk veranderd. Tot 1956 was de getrouwde vrouw nog handelingsonbekwaam. Voor een arbeidsovereenkomst had zij bijvoorbeeld de handtekening van haar man nodig. Sinds die tijd is door een reeks wetten de financiële positie van de vrouw en haar rechten op sociale zekerheid geheel gelijkgesteld aan de man en is het kostwinnersprincipe losgelaten.
Het gevolg is dat de Bijbelse roeping tot het moederschap in de verdrukking komt. En daaraan zit veel meer vast, bijvoorbeeld de belijdenis van Gods voorzienigheid en de roeping om kinderen te krijgen vanwege de voortgang van Gods Koninkrijk.
Natuurlijk kunnen we niet ongenuanceerd aan alle vragen en problemen op dit terrein voorbijgaan. De positie van jongeren vandaag is verre van eenvoudig. Maar waar blijft het christelijk getuigenis? Heeft ook de kerk zich meer dan eens zonder veel te zeggen aangepast bij de veranderde situatie? Je moet je vandaag als goed opgeleide jonge vrouw bijna verantwoorden als je er bewust voor kiest om als moeder er primair thuis voor je gezin te zijn.
Netwerksamenleving
Maar het gaat bij de invidualiseringsgedachte natuurlijk niet alleen om de positie van de vrouw. Ze sluit helemaal aan bij het zogeheten postmoderne denken, dat aan het einde van de vorige eeuw het modernisme verving. Dat is de vierde hoofdlijn. Dat postmoderne denken valt te waarderen in zoverre het een kritische reactie is op vermeende zekerheden van de wetenschap en de gedachte dat we door een beroep op de menselijke rede een betere samenleving zouden krijgen. Maar postmodern heeft ook de betekenis dat er niet zoiets als waarheid is. Ieder heeft slechts zijn eigen subjectieve kijk op de werkelijkheid en het leven, en al die verschillende ideeën zijn allemaal even waar of onwaar.
Die verandering heeft ook geleid tot een andersoortige samenleving. We hebben het dan over een netwerksamenleving. Vanouds hoorden wij thuis in sociale groepen, en wel ons leven lang. Maar nu kies je voor contact met de groep, waar je bij wilt horen. Vooral bij jongeren zien we deze verandering sterk. Zij kiezen via msn, e-mail en hyves voor hun eigen verbanden. De oude sociale verbanden, bijvoorbeeld verenigingen en de buurt gaan erop achteruit. Je zou kunnen zeggen dat netwerken ook een vorm is van sociaal contact. Maar het verschil is wel dat het veel meer gericht is op jezelf, wat het jou oplevert en waaraan jij plezier beleeft.
Als we het hierbij laten, schetsen we echter een te eenzijdig beeld van jongeren. Ze moeten veel meer dan vroeger kiezen en keuzes maken die hun verdere leven bepalen. Dat geeft veel onzekerheid. Die wordt nog versterkt door dat de vroegere harmonie tussen gezin, kerk, school en media is weggevallen. De samenleving is veel complexer geworden, er komt een overvloed aaninformatie op jongeren af. Bij het ontbreken van een duidelijk zingevingsverband en een levensdoel kan die zogenaamde vrijheid een drukkende last worden. Het besef van de moeilijke positie waarin jongeren zich bevinden bewaart ons voor een afstandelijk en koel oordeel.
Open communicatie
Een goed inzicht in ontwikkelingen onder reformatorische jongeren biedt het boek ”De onschuld voorbij” van mevrouw José Baars-Blom. De auteur rondde haar studie culturele antropologie af met een onderzoek op de Pieter Zandt scholengemeenschap naar de leefwereld, de leefwijze en enkele denkbeelden van reformatorische meisjes.
Uit haar onderzoek komt het grote belang van open communicatie naar voren. Een stevige gesloten gemeenschap met grensbewaking maar zonder communicatie, zo concludeert Baars, werkt de secularisering in de hand. Waar thuis in het gezin niet meer gepraat wordt, in het algemeen maar ook in het bijzonder over God en Zijn dienst, missen jongeren de nodige vorming op weg naar de volwassenheid. Dat raakt ook de gereformeerde gezindte, die meer dan menigeen beseft door het carrièredenken is geïnfecteerd. Het moederschap als getrouwde vrouw wordt steeds minder als Bijbelse roeping beleefd. En we komen dat ook op school bij onze jongeren al tegen.
Depressie
Een gevolg van deze ontwikkeling is dat het hele leven onder een steeds grotere druk komt te staan. Er is vaak een ijzige planning om alles doordeweeks te regelen. En het weekend is er dan als tijd om aan allerlei sociale verplichtingen te voldoen. We zullen daarom niet zozeer kritisch naar onze jongeren moeten kijken, maar beseffen dat ze in zo’n samenleving opgroeien, een samenleving waarin de spanningen oplopen. Depressie is hard op weg volksziekte nummer één te worden. Het gebruik van antidepressiva is van 1999 tot 2006 verdubbeld. In die samenleving moeten jongeren hun weg zien te vinden.
Als afsluiting wil ik wijzen op een lezenswaardig artikel over depressiviteit van prof. Frits de Lange, hoogleraar ethiek in Kampen, in Trouw van 7 februari. De Lange zoekt de oorzaak van de toename van depressiviteit niet zozeer in de competitieve maatschappij. „Van een wedstrijd met anderen worden we wel moe, maar niet ziek”, zo schrijft hij. De oorzaak zoekt hij in de nagestreefde autonomie van de mens. Wie zichzelf schept, is nog niet klaar met zichzelf, maar moet zichzelf eindeloos verbeteren.
Zelfacceptatie
Wijst De Lange een weg om uit de impasse te komen? Ja, zelfs twee. De eerste is dat we weer echt transcendentie nodig hebben, een horizon die onszelf overstijgt. En het tweede dat depressie vermindert is zelfacceptatie. Met mij moet ik het doen, laat ik dat dan ook van harte willen.
Het is jammer dat prof. De Lange deze beide lijnen niet uitwerkt in een evangelische zin. Er is –en ik denk nu met name aan onze jongeren– niets dat zo heilzaam is als de overtuiging dat er een God in de hemel is, Die ons aller leven leidt. En er is niets dat zo veel rust geeft als het geloof dat God in Zijn Zoon een genadig God is. Dat Evangelie bevrijdt jongeren van de kramp iemand te moeten zijn die ze niet zijn. Dan hoeven ze niet boven hun stand te leven. Als er in hun leven die toewending naar God is, Die genade bewijst aan onwaardigen, dan mogen ze er zijn met al hun gebreken en zwakheden en mogen ze ervaren dat het Israëls God is Die krachten geeft.
III.
Gods stem herkennen
Tjerk De Reus
Gelovigen ervaren vaak dat God bij hun leven betrokken is, leiding geeft, zelfs aan het roer staat. Maar hoe werkt dat? Hoe kun je God en zijn Geest ontdekken in je leven? Theoloog Kees van der Kooi stelt dat zich op dit gebied weinig laat organiseren, maar hij wijst wel naar een sleutelwoord: opmerkzaamheid.
DR. KEES VAN der Kooi zet meteen een duidelijk statement neer bij het thema ‘Gods Geest en onze geest’. ,,Als het gaat om de aanwezigheid van de Geest in ons leven, dan ben ik geneigd te beginnen met de constatering dat we tachtig procent van de werking van de Geest niet direct kunnen aanwijzen.’’ Van der Kooi is als hoogleraar verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij spreekt geregeld op conferenties die aan het werk van de Geest zijn gewijd en schreef er een boek over dat deze maand is verschenen.
Onbewust
Van der Kooi zou graag de aandacht voor geestelijke vernieuwing zien groeien, maar hij maakt tegelijk kanttekeningen bij de wijze waarop dat soms wordt gepropageerd. ,,Verreweg het meeste werk van de Geest voltrekt zich buiten onze waarneming, buiten de sfeer van ons bewuste leven. Je trekt de zaak scheef wanneer je de Geest reserveert voor momenten in je leven die je als een persoonlijke ontmoeting met God kunt benoemen. Dat is een ongezonde reductie. De Geest van God is met mij bezig, ook als ik zijn werk niet onmiddellijk herken.”
Nuchter
Dit is de nuchtere inzet van Van der Kooi als het gaat om de Geest en de werkzaamheid van God in het leven van gelovigen. Meer dan vroeger is er vandaag vraag naar spiritualiteit en religieuze oriëntatie. Mensen zoeken naar iets wat richting geeft aan het leven, wat houvast biedt. De maatschappij en ook de kerk heeft lange tijd de koers bepaald aan de hand van de ratio, het verstandelijke inzicht. Veel theologische boeken met een overwegend theoretisch karakter zijn daarvan het resultaat.
Riskant
Maar mensen zijn meer dan hun verstandelijke inzicht. Mensen hebben gevoelens en ervaringen en verlangen naar concrete betekenis van het geloof – en stellen hardop de vragen die hiermee samenhangen. Het zijn reële en goede vragen, vindt Van der Kooi. ,,Ervaring van God in je leven is van groot belang; proberen daarin verder te komen is verrijkend. Maar het wordt riskant wanneer je alleen heil verwacht van bijzondere momenten waarop de Geest iets aan je duidelijk maakt of op een herkenbare manier leiding geeft aan je leven.
Dat noem ik riskant omdat dat gemakkelijk kan leiden tot een verkeerde kijk op leven en geloven. Het dagelijkse bestaan zou dan leeg zijn – geen God te bekennen! – afgezien van bijzondere momenten waarop de Geest wordt ervaren.”
Eerste keer
Van der Kooi vindt het persoonlijke ‘horen naar Gods stem’ van wezenlijk belang in het geloofsleven. ,,Het persoonlijke omgaan met God is een bijbelse notie. Kijk maar naar de psalmen. Daarin is het zoeken van ‘Gods aangezicht’ voortdurend aan de orde.”
Hóe kun je luisteren naar Gods stem? Hoe kunnen onze geest en Gods Geest op elkaar afgestemd raken? Van der Kooi: ,,Als de profeet Samuël voor de eerste keer in zijn leven Gods stem hoort, begrijpt hij er niets van. Hij denkt dat de hogepriester Eli hem roept. Samuël moet Gods stem leren onderscheiden.’’
Luistertraining
,,Gods stem leer je ontdekken door je opvoeding, door wat je ouders je bijbrengen over het geloof. Je leert het door deel te zijn van een gemeente, waarin de liederen worden gezongen en de verhalen uit de Bijbel worden verteld. De verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament zijn als een bedding waarin ook wij onze plek kunnen vinden. In die omgeving leer je opmerkzaam te zijn. De Bijbel maakt ons gevoelig voor de wijze waarop God aanwezig is in ons leven. Ik denk hierbij aan Johannes 10, waar staat dat de schapen van de Goede Herder zijn stem horen en kennen. Maar het is niet iets vanzelfsprekends. Horen, luisteren en opmerkzaam zijn moet je leren door training. De plek bij uitstek waar training plaatsvindt, is de christelijke gemeente.”
Uitweg
Hoe concreet het leven met God kan worden, valt af te lezen aan de psalmen. ,,Daarin zie je hoe mensen sprekend met God verkeerden,” zegt Van der Kooi. ,,Maar dat gebeurt ook vandaag, als je hebt geleerd Gods stem op te merken in de gemeente of bij het lezen van de Bijbel.
Het leven met de Geest kan zich op veel manieren voltrekken. Er kan zich iets krachtig aan je opdringen, iets waarover je steeds weer moet nadenken. Als je het in gebed brengt en ermee bezig bent, kan het gebeuren dat je opeens een uitkomst of een uitweg ziet. Je kunt ook iemand ‘op je hart’ krijgen. Dan ervaar je een zekere vorm van betrokkenheid bij iemand in je omgeving die bijvoorbeeld ziek is of met zorgen kampt. Je kunt voor zo’n persoon bidden, maar het kan ook dat je je gedrongen voelt hem of haar te bezoeken.’’
Niet opzienbarend
,,Algemene richtlijnen zijn er niet te geven als het gaat om Gods omgang met ons. Wel is er de bedding van de gemeente, de Bijbel, de liederen die in je hoofd en je hart resoneren. Gods Geest maakt daarvan gebruik om ons te leren met Hem te leven. Dat voltrekt zich in het gewone leven en hoeft helemaal niet opzienbarend te zijn. Het opmerkzame leven, waarin Woord en gebed aanwezig zijn, is de ‘vertrouwelijke omgang’ waarover het in Psalm 25 gaat. Daarin te groeien is heilzaam. Voor jezelf, maar ook voor je omgeving.”
N.a.v. Tegenwoordigheid van Geest. Verkenningen op het gebied van de leer van de Heilige Geest, C. van der Kooi, Kok, Kampen, € 17, 50. De auteur is docent godsdienst aan het Wartburg College, locatie Guido de Brès in Rotterdam.
[1] Dit stuk is mijn vrije verwoording van een referaat dat ik zonder auteurvermelding op internet vond.
[2] Reuver, A. de, Verborgen omgang. Sporen van spiritualiteit in Middeleeuwen en Nadere Reformatie, Zoetermeer 2002
[3] Voor het herkennen van God (en de Geest) in je leven, zie Bijlage III ‘Gods stem herkennen’, dr. C. van der Kooi. Ook verwijs ik hiervoor naar mijn Studies bij de Prediking via www.jcbette.nl.
[4] Zie de tekst over de verschillende manieren waarop wij het geloof beleven, onder het kopje ‘Geloofstypen’ in Bijlage I.
[5] Zie het werk van Dietrich Bonhoeffer, o.m. ‘Leven met elkander’; ‘Navolging’; en ‘Bidden met de Psalmen’.
[6] Zie mijn ‘In grote lijnen’, Over christelijk belijden en beleven. Veenendaal 2006.
[7] Voor de geschiedenis, waarden, geloofsovertuigingen en sociale posities van Nederlandse evangelischen:
Stoffels, H.C., Wandelen in het licht, Kampen 1990.
Voor invloed en betekenis van het evangelicalisme in het algemeen: McGrath, Alister, Toekomst voor het christelijk geloof (met een hoofdstuk over evangelicale spiritualiteit), Kampen 2000.
[8] Zie Stoffels, H.C., pag. 15,16
[9] Zie J.P. Versteeg ‘Oog voor elkaar’, Kampen 1979.
[10] Dit boek beschouw ik als een goudmijn voor wie zich bezig wil houden met het ‘gevoelige’ onderwerp van de huidige belevingscultuur en hoe wij als christenen daarin onze weg kunnen en mogen vinden.
[11] Zie mijn theologisch-sociale studies bij de eerste brief van Johannes en de zaligspreking van Jezus uit de Bergrede ‘Zalig zijn de vredestichters…’ via www.jcbette.nl.
[12] ‘Wie zwijgt over zijn ideologische uitgangspunten, misleidt anderen en zichzelf. Niemand is ‘neutraal’: er schuilt altijd wel een set van waarden of normen achter je aanpak en je visie. Het is goed om daar open en expliciet over te zijn’: Lans Bovenberg in ‘De balans van Bovenberg. Economie en geloof in crisistijd. Kampen 2009
[13] Zie ook de reactie op deze lezing in het RD van 7 sept. jl. ‘Jongere wil begrepen worden’ , waarin Dick Both en Albert de Vries wijzen op het belang van een praktisch vervolg als uitwerking van genoemde lezing.
[14] De Bijbel kent vele vertalingen, die soms verschillende uitkomsten geven. Zie hiervoor: www.studiebijbel.nl
[15] Zie voor de ontmoeting Gereformeerd, Evangelisch en Charismatisch bijvoorbeeld : Philip Troost ‘Christus ontvangen’, Kampen 2006. Dit boek gaat in op hoe de Heilige Geest werkt in het binnenste van onze ziel en hoe wij daarbij kunnen mee- of tegenwerken. De combinatie van de gereformeerde geloofsovertuiging van de schrijver en zijn opgedane ervaringen in de charismatische geloofscultuur maken dit boek verrassend anders dan wat tot nu toe over Gereformeerd, Evangelisch en Charismatische werd geschreven.
[16] Zie mijn ‘In grote lijnen’, hoofdstuk 7 over de verschillen tussen postmoderne spiritualiteit, ultracalvinisme en een evangelisch-gereformeerde beleving van het (de Bijbel) toepassende werk van de Heilige Geest. Zie voor Woord en Geest en een pneumatisch bepaalde Schiftleer ook C. van der Kooi ‘Van binnenuit of van buitenaf’, in Kooi, C. van der; E. Talstra en J.H. de Wit in ‘Het uitgelezen boek. Opstellen over de omgang met de Bijbel als het Woord van God’, Zoetermeer 1995.
[17] Over het werk van de Heilige Geest in het leven van geloof, zie o.m. mijn ‘De boog in de wolken. Gelovig leven met de getrouwe God.’ Veenendaal 2006.
[18] Bijvoorbeeld de Hersteld Hervormde Kerk vermeldt op haar website bij Geschriften: Bijbel, Nederlandse GeloofsBelijdenis, Catechismus en Dordtse leerregels. De PKN geeft aan dat bij de totstandkoming van de vereniging tussen de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk de kerken hun grondslag hebben gekozen in elf belijdenisgeschriften, zoals deze worden genoemd in de Kerkorde, Artikel I, lid 4 en 5. Evangelische gemeenten hebben veelal een uit het vele dat er aan belijdenisgeschriften is samengestelde ‘Belijden, Beleven en Doorgeven’, naar eigen overtuiging en nadrukken opgenomen en uitgewerkt. Voor organisaties geldt deze specifieke vaststelling eveneens, bijvoorbeeld de Sichting Schrift en Belijden neemt haar uitgangspunt in de algemeen-christelijke en klassiek-reformatorische belijdenisdocumenten. De stichting Schrift en Belijden is een initiatief van de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk in Nederland. Zie www.schriftenbelijden.nl. Zie ook bij de Evangelische Alliantie, EZA etc.
[19] Zie voor een opsomming van gevoelens en ervaringen op het gebied van het geloofsleven (6) van deze lezing.
[20] Drs. W.G. Rietkerk is Nederlands-Gereformeerd emeritus-predikant en internationaal voorzitter van l’Abri, het in 1955 door Dr. Francis Schaeffer opgerichte netwerk van studiegemeenschappen. Het gaat daarbij om toerusting op het gebied van fundamentele levensvragen. Rietkerk is tevens CU-gemeenteraadslid in Utrecht.
[21] Ik verwijs hier tevens naar de tekst van Prof. dr. Henri W. de Knijff zoals in hfdst. 4 ‘Er valt iets te vieren’, de betekenis van gevoel in de Bijbel’ van Jan van der Stoep e.a. (red.). ‘Alles wat je hart begeert?’.
[22] Deze gedachten heb ik vrij verwoord naar het verhelderende boek van drs. R. van den Berg ‘Op de grens van religie en geloof’, over ervaring en openbaring in deze tijd.
[23] Toen er een nuchtere commissie kwam om de vermeende wonderen in de Fresh Fire Ministry van Todd Bentley (Lakeland) te onderzoeken werd het stil, heel stil in die beweging: de betovering werd verbroken…
[24] De betekenissen en beschrijvingen zijn genomen uit verklarende kwaliteitswoordenboeken zoals Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse taal, het internetwoordenboek en -encyclopedie Wikipedia alsook uit een aantal in het gebied van de christelijke spiritualiteit erkende kwaliteitsboeken (A. McGrath, de Studiebijbel, etc.).
[25] Zie hiervoor ook Noordegraaf, A., e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer, 2005 ‘Droom,visioen’ 113-117
[26] Zie hiervoor ook Noordegraaf, A., e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer, 2005 ‘Kennis, begrip, inzien, onderkennen, verstaan’ 312-316
[27] Zie hiervoor ook Noordegraaf, A., e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer, 2005 ‘Waarheid’ 664-669
[28] Zie hierbij ‘Bijbels zicht op de mens’, Excurs 5 in Paul, M.J., G. van den Brink en J.C. Bette (red.), Studiebijbel Oude Testament, Psalmen I (SBOT7), Veenendaal 2010 alsook Noordegraaf, A., e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer, 2005 ‘Mens (als beeld van God)’ 390-394
[29] Zie in eenvoudige verwoording hiervoor mijn ‘In grote lijnen’ en ‘De boog in de wolken’ Veenendaal 2006
[30] Zie hiervoor eveneens mijn ‘In grote lijnen’ en ‘De boog in de wolken’ Veenendaal 2006
[31] Zie hiervoor ook Noordegraaf, A., e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer, 2005 ‘Geest, Heilige Geest’ 170-175 en mijn ‘In grote lijnen’ en ‘De boog in de wolken’ Veenendaal 2006
[32] Dit onderwerp is voor een groot deel behandeld naar tekst van Alister McGrath ‘Christelijke spiritualiteit’ , Kampen 2002 en Alister McGrath en Jan Hoek, ‘Handboek Christelijk geloof’, Zoetermeer 2008.
[33] Zie voor het brede spectrum van de christelijke spiritualiteit: Aalders, C. ‘Spiritualiteit, geestelijk leven vroeger en nu’, Utrecht 1969 en ‘Spijker, W. van ‘t (red.) ‘Spiritualiteit’, Kampen 1993.
[34] Zie hierboven onder ‘Begripsdenken en beelddenken’.
[35] Het van oorsprong Engelse woord ‘gender’ wordt gebruikt in plaats van ‘sekse’ of ‘geslacht’, om te benadrukken dat niet seksualiteit bedoeld wordt, maar het veel bredere ‘als man of als vrouw in de wereld staan’. Gender staat dus voor de gedrags- en identiteitsaspecten van de sekse. Dit moet dan ook onderscheiden worden van lichamelijke, (biologische) aspecten.
[36] Hier verwijs ik opnieuw naar het boek waar een groot deel van de tekst van dit hoofdstuk uit genomen is: Alister McGrath ‘Christelijke spiritualiteit’ , Kampen 2002.
[37] Zie Velema, W.H., ‘Nieuw zicht op Gereformeerde spiritualiteit’, Kampen 1990 (hoofdstuk 7: Wat is Gereformeerd?’).
[38] Zie b.v. Leurdijk, G.H. ‘Theodorus van der Groe als polemist voor reformatorische geloofsbeleving’ in Documentatieblad Nadere Reformatie, 9 (1985), no. 1, p. 1-19.
[39] Zie mijn lezing ‘Wat is Evangelisch’ en mijn overzichtsartikel ‘Gedachten over Evangelische gemeenten en elementen van de Evangelische identiteit’ Veenendaal 2007. Verder verwijs ik voor een meer specifieke ontwikkeling in evangelische spiritualiteit naar mijn ‘Overwegingen bij liggingsverschillen, 2009.